Na Schemerwoorden uit 2018 brengt auteur en classicus Wouter van Gorp met Zomerwoorden een nieuwe verhalenbundel uit. Ook deze keer krijg je een lekker dik boek met afwisselende fantastische verhalen, waaronder Voor het ongeluk geboren. Dit spannende verhaal kun je ook hier op Modern Myths lezen. In de finale, Voor het ongeluk geboren – Deel 4, proberen Ramscap en Bonafide de gevangen genomen Susan Bravado uit de klauwen van de wegmerrie te bevrijden. Zal iedereen ongeschonden aan het monster ontsnappen?
Zomerwoorden is o.a. verkrijgbaar via Bol.com en Amazon.nl. Lees Jeroens Zomerwoorden recensie.
Voor het ongeluk geboren – Deel 4
Wouter van Gorp
Het wicht in kwestie zat nu ergens in de rokerige ruimte. Zodra de truck met geweld door de muur geramd kwam, had Susan gezien hoe de gedaante van Dani Ransom uit de gehavende cabine kroop. Daarna was ze de vrouw even uit het oog verloren, totdat ze zag hoe ze bovenin de lichtinstallaties klauterde, deels verhuld door de rook.
Hallucinaties, dacht ze, terwijl ze in de kringelende rook aan het koord deinde. Angst. Je beeldt je dingen in.
Inmiddels likten de vlammen gretig in het rond, en al wat ze raakten stond binnen luttele seconden in brand. De eerste vlammen liepen al omhoog naar het plafond, en het schijnsel van de film die achter Susans rug nog steeds doordramde over het belang van goed uitgelijnde bliksnijders wierp een vreemde, witgrijze waas over de rokerige vlammenzee.
Susan had gehoopt dat een losgeslagen vlam inmiddels haar koord wel zou hebben doorgebrand, maar in dat opzicht liet het vuur haar in de steek. Bovendien zou ze dan nog steeds vijf meter naar beneden vallen, tussen de gloeiende stoelen, om het – slechts gewapend met haar botte mes – tegen de verrassend sterke Dani Ransom op te nemen. Een andere kans op ontsnapping leek er echter niet te zijn.
Wacht tot ze afgeleid is. En dan snijd je de laatste strengen door.
Een snauwend, snerpend geluid klonk vanaf de vloer. Susan keek angstig naar beneden, en verwachtte ieder moment de doorgedraaide liftster op haar af te zien springen. Maar naar het bleek had Dani Ransom andere zaken aan haar hoofd.
Perfect, dacht Susan, en hervatte het snijwerk.
Door de rook dook Bonafide naar binnen, het blik in, met een juten zak in zijn rechterhand. De rook prikte in zijn ogen en de vlammen zorgden voor een bijna ondraaglijke hitte.
Dit houd ik niet lang vol. Zodra hij aan de truck voorbij was geschuifeld, cirkelde hij langs de muur aan de rechterkant, waar de vlammen om de één of andere reden minder huis hielden, op zoek naar een plek waar hij enigszins door de rook heen kon kijken.
De vrouw vinden bleek niet zo moeilijk: een blonde vrouw in spijkerjack bungelde aan haar polsen op vier, vijf meter hoogte.
“SUSAN!” riep Bonafide, en hij wist dat hij daarmee de aandacht van een geheel ander wezen zou trekken.
“Leid haar af,” had Ramscap gezegd, terwijl hij buiten het blik zijn ritueel met geoefende bewegingen opstartte. “Leid haar af, maar laat je niet grijpen. Als het te gevaarlijk word, kom je naar buiten.”
“Naar buiten? En de vrouw dan?”
“Daar bekommer ik me wel om.”
Bonafide schudde zijn hoofd. Als Ramscap geheimzinnig deed, wist je dat hij iets ging uithalen waar je het principieel mee oneens was. Helaas had Bonafide geen tijd om te bedenken wat.
Het sissende geluid kwam van rechts. Bonafide draaide snel, maar niet snel genoeg. De klap trof hem in de borst en hij viel achterover op één van de harde houten bioscoopstoelen. Bovenop de stoel voor hem zat ze, balancerend op de rand met haar knieën opgetrokken, als een groteske waterspuwer. Dani Ransom had weinig menselijks meer: haar haren hingen als donkere gordijnen aan weerszijden van haar verlengde gelaat, en de tanden in haar grijns waren te klein, te vlijmscherp om die van een mens te zijn. Bonafide wist dat ze, als ze sprak, een tweede rij tanden zou onthullen, nog kleiner, nog scherper dan de eerste.
Haar ogen waren echter het ergst. Putten in haar gelaat, met daarachter donkere vlekken waarin een constante beweging zat, als asfalt dat onder je wielen voorbij raast. Die groteske parodieën op ogen keken Bonafide aan.
“Kijk aan,” gromde het wezen. “Bemoeial nummer één.”
“Ik kom een vriendin van me ophalen”, zei Bonafide kalm, terwijl zijn vingers de rand van zijn juten zak vonden. “Jong, blond, bungelt aan een touw?”
De wegmerrie lachte, en een straal amberkleurige vloeistof liep over haar kin naar beneden.
“Een vriendin? Mijn offer, zul je bedoelen. Dus je doorzag m’n list? Slim, maar nu heb je er alleen voor gezorgd dat ik een medicijnman aan mijn prijs mag toevoegen.”
Ze denkt dat ik Ramscap ben, besefte Bonafide. Perfect.
Het wezen boog zich over hem heen, en Bonafide kon de teer in haar adem ruiken.
“Een kans om me van de bemoeizuchtige medicijnman te ontdoen… en me ervan te verzekeren dat mijn soortgenoten voortaan ongestoord hun gang kunnen gaan…”
Bonafide hield de zak voor zich uit, één hand erin gestoken.
De wegmerrie kakelde. “Wat dacht je daarmee te doen? Een gebed uitspreken? Me met een zandtekening uitbannen?”
“Ik dacht aan iets efficiënters,” zei Bonafide, en schoot.
De metalen hagel reet de juten zak uiteen, en een wolk hagel onttrok de achterover gevallen wegmerrie aan het zicht. Bonafide stond op en klauterde over de stoelen voor hem, terwijl hij de shotgun met afgezaagde loop uit de doorzeefde zak trok.
Waar is ze?
Het wezen sprong van links. “STERF!” krijste de wegmerrie.
Bonafide richtte zich grommend tot het monster.
Ramscap, waar blijf je met je ritueel?
Ze was te laat. Dat besef kwam tot Susan, hangend in de rook, toen ze de hoestbuien niet meer tegen kon houden. Haar lichaam leek op automatische reacties over te gaan, en haar gedachten werden traag en verward. Onder haar was een gevecht bezig. Geschreeuw. Schoten. Iets over een offer. Het leek allemaal onbelangrijk.
Adem de rook in, leek een deel van haar geest te suggereren. Laat het toe.
“Bok op,” gromde ze. Of wilde ze grommen. Het kwam eruit als een astmatisch gerochel.
Nee? Nog geen zin om op te geven? Mooi zo.
Vreemd. Dát was niet haar stem.
Inderdaad. De mannenstem lachte, warm en diep. Ik ben op bezoek. Ik hoop dat je dat niet erg vindt.
“Ik ijl,” mompelde Susan door de lap stof. “Misschien ben ik al dood.”
Nog niet. Maar lang zal het niet meer duren.
Van boven kwam een krakend, kreunend geluid. Het plafond, besefte ze.
Tenzij, zei de warme stem, je precies doet wat ik zeg.
Bonafide verloor bloed uit drie afzonderlijke wonden. Eén ervan zou zijn dood worden, als hij er niet snel iets aan deed. Door de adrenaline voelde hij er weinig van.
Jezus, ze is sterk!
De wegmerrie haalde opnieuw uit, een backhand met rechts, en Bonafide kon niet op tijd uitwijken. “Oef!”
Zijn schouder voelde verdoofd, en hij kreeg het wapen nauwelijks opgetild. Steeds verder dreef de wegmerrie hem achteruit, richting de brandende truck, en Bonafide kon weinig meer doen dan de zwiepende klauwen proberen te ontwijken.
Als die verdomde Ramscap niet heel snel –
“Bonafide! Nu, terug!”
Perfect. Hij manoeuvreerde de shotgun tussen zichzelf en de naderende wegmerrie, wachtte tot haar groteske gedaante dichtbij genoeg was, en vuurde zijn laatste kogel. Met een klap werd de wegmerrie teruggedreven, en Bonafide zag goedkeurend toe hoe haar borstkas in repen huid en vlees naar beneden hing. Het wezen zou er niet aan doodgaan, maar het voelde goed om het ten minste zoveel mogelijk te pijnigen voor wat ze wilde doen.
“Daarvoor,” siste de wegmerrie, terwijl ze overeind krabbelde, “ga ik je je eigen testikels voeren, medicijnman.”
“Sorry,” hijgde hij. “Ik heb al een groot ontbijt gehad.”
Hij knikte haar toe, graaide in zijn binnenzak, en gooide een stungranaat de vlammen in die achter de wegmerrie dansten.
Toen de flits afnam en de wegmerrie zich met suizende oren begon te oriënteren, was er van Bonafide geen spoor meer te bekennen.
Ze snauwde, en richtte zich op de uitgang.
Nu, Susan Bravado!
Ze werd wakker in kleermakerszit, op een kleed in – dit was het verbazingwekkendst – de schone buitenlucht.
De man had haar verteld wat er zou gebeuren. Toch bleek ze er slecht op voorbereid. Vanuit het enorme blik voor haar, waar de brandende truck doorheen was geramd, klonk een ijzingwekkende schreeuw.
Dani Ransom, dacht Susan verbeten, en ze kwam in beweging. Ze greep de potten gekleurd zand, en zag de tekening die de man in het dorre gras gemaakt had: een weergave van het blik, van bovenaf gezien, en de cirkels eromheen om het kwaad in te sluiten. Er ontbrak slechts nog een handvol korrels in beide cirkels. Precies de ruimte die de medicijnman nodig had gehad om Susan naar buiten te halen.
Susan nam een vuist gekleurd zand in beide handen. En sloot de cirkels.
“Daar, teef.”
Bonafide strompelde naar buiten, gebukt om onder de vlammen door te komen die uit de truck omhoog sloegen. Zijn rechterbeen werkte niet mee, en hij viel tweemaal voorover in het zand.
Overeind, Bernard. Die wegmerrie wacht niet!
Achter zich hoorde hij haar gegil, woedend, moordlustig. Waarom had ze hem nog niet gegrepen?
Een gedaante dook voor hem op uit de rook. Ramscap?
“Ze… komt… eraan,” hijgde hij, voordat hij ineenstortte.
De gedaante boog zich over hem heen, en hij voelde hoe twee slanke armen hem overeind hielpen.
“Nee,” zei de jonge vrouw. “Ze komt er helemaal niet aan.”
En Bonafide wist wat Ramscap gedaan had. “Godverdomme,” gromde hij, en vocht tegen de tranen.
De wegmerrie beukte tegen de ijle lucht, keer op keer, maar de onzichtbare barrière hield haar tegen.
De medicijnman heeft de cirkel gesloten, besefte het wezen. Hij heeft zichzelf gered, en de vrouw aan haar lot overgelaten!
Het diepe gelach achter haar klonk gemeen, bijtend.
De wegmerrie draaide zich om, nam drie stappen en sprong. Ze klampte zich vast aan de gedaante die bungelde in het vuur, in de rook. De gedaante die twee koppen groter en vele kilo’s zwaarder was geworden.
“Dwaas!” siste de wegmerrie de man toe. “Dacht je mij te dwarsbomen, door met haar van plaats te wisselen? Denk je dat het mij uitmaakt wie ik in mijn web heb?”
Ramscap grijns was verbeten van de pijn en de hitte, maar het was een grijns. “Ik denk dat dat wel degelijk uitmaakt. Je zit hier, gevangen in je eigen val. En je wordt afgesloten van de donkere geest die je op onze aarde liet verschijnen.”
“Idioot, je kunt me niet tegenhouden! Ik ben Tijd, ik ben Vooruitgang! Ik ben de Zwarte Vlam die de Zon zal Verschroeien!”
“Nee, jij bent degene die zonder offer zal sterven.”
Haar ogen verwijdden zich. “Dan gebruik ik jou als offer!”
“Zo werkt het niet.” Zijn stem klonk zacht. “Een offer, vrijwillig gegeven, is altijd krachtiger dan een offer dat simpelweg wordt genomen. Maar dat is iets wat jij nooit zult begrijpen.”
Ramscap glimlachte en sloot zijn ogen. “Mijn ziel zal zich naar de Grote Geest verheffen. Maar jou, jou staat het Niets te wachten.”
De wegmerrie gilde, een ijzingwekkende schreeuw waarin al haar woede, frustratie, machteloosheid en angst verweven waren.
En toen kwam het dak naar beneden.
—–
Bonafide moest het Susan Bravado nageven: ze pikte de terminologie snel op.
“En iedere keer als zo’n… wegmerrie… zich manifesteert, houden jullie het tegen?”
“Niet iedere keer.” Bonafide zuchtte. “Meestal is een wegmerrie maar enkele uren in onze wereld. Dan klampt ze zich vast aan een mens, of een machine, en veroorzaakt ze een ongeluk. Grofweg tien procent van alle dodelijke ongelukken op de weg,” voegde Bonafide er na een slok whisky aan toe. Het verband om zijn schouder trok en hij grimaste van de pijn. Hij was er slecht aan toe, maar hij zou het overleven. Dankzij Susan.
De vrouw had hem geholpen nadat hij half buiten bewustzijn door het bloedverlies het blik uit was gestrompeld. Ze had hem in haar auto geholpen, en was met hem naar het dichtstbijzijnde motel gereden. Daar had ze hem geholpen zijn wonden schoon te maken en te verbinden.
Ze waren niet blijven wachten bij het brandende blik, om van de brandweer te horen te krijgen dat er in de smeulende resten het stoffelijk overschot van een Dineh-indiaan was aangetroffen.
Bonafide wist zo ook wel dat zijn vriend er niet meer was.
“Maar als een wegmerrie meer dan een dag of twee in fysieke gedaante in onze wereld blijft,” ging Bonafide verder, “dan weten we dat het iets groots van plan is. Een massaal ongeluk. Een brand. Iets waar veel slachtoffers bij vallen. En dan kunnen we, als we geluk hebben, ingrijpen.”
Susan keek naar het glas in haar ingezwachtelde handen. Ze schonk zichzelf bij. “Een wegmerrie,” zei ze. “Een monster dat opduikt, op bloed belust. En dat kan overal gebeuren…”
“Overal waar wegen zijn,” zei Bonafide zachtjes.
Ze keek hem aan. “Waarom? Hoe kan dit gebeuren?”
“Waarom?” de grote man snoof. “Omdat we het ernaar gemaakt hebben. Dat zei Ramscap altijd. We temden een land vol geesten, en verwisselden de tipi’s voor steen en staal. We maakten een netwerk van teer en asfalt en drukten de geest van het land weg. We verafgoodden de kooi die we van het land gemaakt hadden: billboards, motels, auto’s… alles in dienst van de Highway. Symbool van Amerikaanse vrijheid, van mogelijkheden.”
“Ramscap…” Susan haalde diep adem. “Hij offerde zich op. Voor mij. Als ik niet –”
“Mijn vriend,” onderbrak Bonafide haar, “maakte zijn eigen keuze. Een keuze die hij niet anders had kunnen maken, simpelweg door wie hij was. En jij en ik hoeven ons daar allebei niet schuldig om te voelen, mevrouw Bravado. Dat zou een belediging zijn aan zijn nagedachtenis. Denk je niet?”
Susan keek weg. De tranen brandden haar ooghoeken. Ze knikte.
“Goed,” Bonafide klonk nu vriendelijker. “Hij wilde dat je bleef leven, dus leef. Dat is de beste manier om hem te bedanken.” Hij zuchtte. “Maar ik zal hem missen. Godverdomme, wat zal ik hem missen.”
“Wat… wat ga je nu doen?”
“Eerst naar Mexico. Er is daar een pater die ons – die mij weer op m’n benen kan krijgen. Wat rust, wat geld, en dan opnieuw op pad. Op monsterjacht.”
Susan viel stil. Ze dacht aan de vrouw met de levendige ogen, die haar zo gemakkelijk bedrogen had. Aan hoe ze in een kofferbak was gesmeten, en opgehangen als een stuk vlees.
Miljoenen kilometers wegen in Amerika. Vol Susans, vol mannen, vrouwen, kinderen, nietsvermoedend op weg.
Met niemand om hen te beschermen.
“Naar Mexico, uitrusten, dan op jacht… Klinkt goed,” zei ze. Ze keek Bonafide in de ogen.
“Oh nee,” zei hij. “Nee, nee, nee.”
“Ramscap offerde zich op, zodat ik kon leven, nietwaar?”
“Dat is niet wat ik –”
“En de beste manier om hem te bedanken is door dat leven volop te leven, zoals ik dat wil?”
“Ja, maar –”
“Dus zat ik zo te denken,” zei Susan, met bliksem in haar ogen. “Dat ik het niemand gun dat die klootzakken hen van de weg plukken voor hun zieke spelletjes, zoals ze dat met mij deden. En je kunt me proberen tegen te houden, of je kunt me leren wat Ramscap jou leerde. Wat denk je dat hij gewild zou hebben?”
Bonafide hield haar blik lange tijd vast. “Ik denk,” zei hij, en eindelijk brak een glimlach door, “dat jij het in je hebt om net zo’n rotzak te worden als hij.”
Hij overhandigde haar de fles whisky. Ze nam hem grijnzend aan. “Dus,” vroeg ze, “wanneer beginnen we?”
Zie je deze weg? Deze straal asfalt die de woestijn in tweeën snijdt? Waan je jezelf er veilig?
Ik weet wel beter. De weg is deel van het land geworden, en het land kent zo zijn geesten, zijn goden en demonen.
En net als iedere god en iedere demon is ook de weg eens in de zoveel tijd op een offer uit.
En dan komen wij in het spel.
Lees ook Voor het ongeluk geboren deel 1, deel 2 en deel 3!
Voor het ongeluk geboren – Deel 4 – Wouter van Gorp
Wouter van Gorp (1990) is classicus, een vader van twee en de trotse bezitter van twee linkerhanden. Bij gebrek aan praktische vaardigheden is hij zijn gedachten in proza gaan gieten, iets wat vaak leidt tot vreemde verhalen en zo nu en dan een boek. Hij schreef eerder al The Wanderers, een eerste deel van een Engelstalige epic fantasyreeks vol onwaarschijnlijke helden, spanning en sarcasme.
Daarnaast bundelt hij zijn Nederlandstalige verhalen – soms prijswinnend – in de boeken Schemerwoorden (2018) en Zomerwoorden (2022). In zijn vrije tijd voedt hij zijn kinderen op, speelt hij bordspellen of onderneemt hij wandelingen. Dat leidt dan vaak weer tot nieuwe verhalen, en zo herhaalt de geschiedenis zich.
Voor het ongeluk geboren – Deel 4 is een verhaal uit Zomerwoorden, nu verkrijgbaar in de boekwinkel!
Titel: Zomerwoorden
Auteur: Wouter van Gorp
Uitgever: Nimisa Publishing House
ISBN: 978-94-923-3779-5
Modern Myths Shop
Meer verhalen als Voor het ongeluk geboren – Deel 4? Kijk in onze rubriek Moderne Mythes: Verhalen!
Voor het ongeluk geboren – Deel 4: © 2022-2024 Modern Myths
Reactie plaatsen