Na Schemerwoorden uit 2018 brengt auteur en classicus Wouter van Gorp met Zomerwoorden een nieuwe verhalenbundel uit. Ook deze keer krijg je een lekker dik boek met afwisselende fantastische verhalen, waaronder Voor het ongeluk geboren. Dit spannende verhaal kun je ook hier op Modern Myths lezen. In Voor het ongeluk geboren – Deel 3 bevindt Susan Bravado zich in een zeer penibele situatie en voeren Ramscap en Bonafide een reddingsactie uit. Maar waar is Dani Ransom?
Zomerwoorden is o.a. verkrijgbaar via Bol.com en Amazon.nl. Lees Jeroens Zomerwoorden recensie.
Voor het ongeluk geboren – Deel 3
Wouter van Gorp
Vijf maanden deze zelfde saaie route dacht hij, en onderweg nauwelijks ergens een scharrel om op te pikken. Als ik nog lang droogsta, word ik gillend gek.
Een indiaan en een cowboy, dacht hij, terwijl hij de mannen met een frons bekeek. Wat krijgen we nu, de middagshow?
Zijn aandacht voor de twee vreemdelingen werd echter tenietgedaan door het piepen van zijn digitale horloge. De timer die hij gezet had – een half uurtje, precies genoeg om wat te roken, te pissen en van het uitzicht op de Big Cans te genieten – liet hem weten dat het tijd werd zijn truck weer op te zoeken.
Net zoals de vorige keren dat hij de Cans bezocht, had Zeke zijn truck – een Ford Tank Truck, tot de nok toe gevuld met diesel – even buiten het terrein moeten parkeren. Het wandelingetje heen en weer vond hij echter een prima gelegenheid om zijn benen te strekken. Zeke tikte het alarm van zijn horloge uit en kwam overeind. Met een luide boer en een laatste weemoedige blik in de rondte nam hij afscheid van het vrouwelijk schoon. Om zijn ogen ten slotte te laten rusten op de bekende vormen van zijn Ford tankwagen. Die in volle vaart op de Big Cans afreed.
Hangend aan een koord, vijf meter boven de vloer van de circulaire bioscoop op de begane grond van het Big Cans museum, telde Susan Bravado haar ongeluk bij elkaar op.
Eerst krijg ik te horen dat de baan een dag eerder begint, en moet ik vijfhonderd mijl in één dag zien af te leggen. Boven haar maakte het touw een krakend geluid. Natuurlijk vergeet ik mijn portemonnee in het motel, en moet ik bedelen om benzine. Gelukkig is er een vriendelijke mevrouw die wel benzine wil betalen, als ik haar een lift geef. En wat is erop tegen om een aardige mevrouw een lift te geven?
Een steek ging door haar nek en schouder, het resultaat van achtereenvolgens buiten bewustzijn geschopt worden, opgevouwen in een kofferbak liggen, en aan je armen aan een touw aan het plafond opgehangen worden.
Natuurlijk bleek die aardige mevrouw helemaal niet zo aardig, en nu moet ik die inschattingsfout bekopen met, jawel, dood door verveling.
Ze hing er al een halfuur, en haar armen werden gevoelloos door haar eigen gewicht. De verlammende angst die ze oorspronkelijk had gevoeld toen ze bungelend wakker was geworden, was onder het gebrek aan gebeurtenissen vervaagd tot rationele angst, vervolgens onrust, en had ten slotte geheel plaatsgemaakt voor andere emoties. Frustratie, honger, zelfs slaperigheid.
Aanvankelijk had ze nog hoop gehad dat een verdwaalde bezoeker van het museum haar zou zien hangen. Door de continu herhalende 10-minuten durende film over de historie van blik – jawel, blik – die achter haar op het grote scherm geprojecteerd was, wist Susan dat het museum open was. Maar toch kwam er niemand. Had de vrouw, Dani Ransom, de deuren gesloten? En waar was zij eigenlijk? Susan had al meerdere malen gepoogd aan het koord te draaien en de hele bioscoopzaal rond te kijken. Steeds ontbrak ieder spoor van de vrouw die haar gekneveld had.
Er kwam geen hulp, en erom roepen was door de lap stof in haar mond geen optie. Dus kon ze alleen maar wachten tot de vrouw terugkwam, om haar in reepjes te snijden of wat dan ook, of ze kon het heft in eigen handen nemen. Het duurde even, en de zwaaiende bewegingen pijnigden haar polsen, maar uiteindelijk wist ze haar rechtervoet naar haar handen te tillen en een stiletto uit haar laars te vissen.
Ik had hem moeten slijpen, dacht ze chagrijnig bij het zien van het uitgeklapte lemmet.
Met zorgvuldige bewegingen begon ze het botte mes over het stugge touw te schrapen.
Ze had slechts paar taaie vezels doorgesneden toen de tankwagen met veel bombarie het museum binnenreed. Een schok ging door het stalen complex heen, en nog voor de trilling stopte, stonden de eerste ramptoeristen over de reling naar beneden te turen. Er klonk een knal, een doffe woef, en het geschreeuw begon.
“Brand!” Brand!”
“Die truck staat in de fik!”
“Bel de brandweer!”
“We moeten hier weg!”
“Oh, verdomme,” gromde Ramscap, die naast zijn kameraad over de reling naar beneden staarde, en zag hoe de tankwagen zich het colablik in had geboord. En begon te branden.
Ramscap wees. “Precies door de wenteltrap, zie je? Wordt een knap lastig karwei om daar naar beneden te gaan.”
Bonafide trok een grimas. “De wegmerrie… kolere, Ramscap, ze heeft ons in een val gelokt!”
“Ons en nog vele anderen. Het lijkt erop dat we deel gaan uitmaken van haar massa-offer.”
Ze keken om zich heen. Het nieuws dat het terras bovenop het blik niet bepaald veilig meer was had inmiddels iedereen bereikt, en een stormloop op de wenteltrap was begonnen.
“Die dwazen gaan er halverwege achter komen dat de weg omlaag geblokkeerd is,” kreunde Bonafide, en beende over het terras. Hij keek het trappengat in, naar de toegang tot het museum. Enkele ondernemende zielen stonden al aan de dubbele deuren te trekken.
“Die heeft ze ook geblokkeerd.” De lijvige Texaan schudde zijn hoofd. “Maar dat maakt niet uit, want die truck blokkeert beneden ook de nooduitgang. We zitten vast.”
Diezelfde conclusie had ook de mensen bereikt die via de wenteltrap naar beneden waren gestoven. Kreten van paniek stegen langs de snel opwarmende wanden van het blik op. Ramscap hurkte en uit zijn rugzak haalde hij een opgerold stuk touw. “Ik denk dat we dit wel kunnen gebruiken, wat jij?”
“Kom op, vorm een rij!”
“Kinderen eerst, dan vrouwen, dan mannen-”
“Hé, wat zeggen we net? Achteruit, kerel!”
“Doorlopen, niet blijven hangen!”
“Mevrouw, loodst u die kinderen hiervandaan?”
Langzaam begon er orde te komen in een chaotische situatie. Bonafide was als eerste langs het touw omlaag gegleden, zo laag bij de grond als de brandende truck toeliet. Ramscap bleef boven en herinnerde iedereen vriendelijk aan de regels. Eén man had voor willen dringen en keek nu met een bloedneus toe hoe de indiaan samen met enkele ouders de kinderen naar beneden hielp.
“Naar beneden, laat jezelf losmaken, en loop naar dat blikje Kool-Aid,” herhaalde Ramscap zijn instructies voor de tiende keer, voordat hij het kind naar beneden liet.
Het voltallige personeel van het Big Cans-museum – een puistige puber en een vrouw van middelbare leeftijd – waren aan komen snellen met een tweede rol touw, en even boven Ramscap waren twee vaders bezig om er een tweede reddingslijn mee te knopen. Maar toch… de truck brandde door, en er steeg angstwekkend veel rook omhoog uit de wagen en de begane grond van het blikkenmuseum.
Ramscap dacht er niet graag aan wat er zou gebeuren als de tankwagen ineens tot ontploffing zou komen. “Kom op!” snauwde hij naar beneden. “Meer touw!”
“Verdomme,” hijgde Bonafide, “die kan ik wel weggooien.”
Ramscap keek naar de hoed van zijn kameraad: doordrenkt met zweet en geblakerd door roet.
“Ga ermee rond langs de overlevenden,” stelde hij voor. “Wellicht zamel je genoeg in voor een nieuw exemplaar.”
“Grapjas,” morde Bonafide. Evenwel verscheen er een tevreden glimlach op zijn gezicht bij het zien van de drommen mensen die nu door de medewerkers het terrein af werden geloodst.
“Het is ons gelukt.” De woorden ontsnapten aan Ramscaps lippen, ietwat ongelovig. “De wegmerrie zit daarbinnen, wij buiten. Geen slachtoffers, en wij kijken toe hoe het zichzelf uitbrandt.”
Bonafide knikte. Drie seconden lang staarden de twee mannen in stilte naar het vergaan van de Biggest Can. In die drie seconden maakten hun gezichtsuitdrukkingen exact dezelfde transformaties door: van een tevreden glimlach via een bedachtzame blik naar een verwarde frons en, tenslotte, naar een geschrokken grimas.
Ze keken elkaar aan.
“De andere vrouw!”
“Susan!”
Ze keken weer naar het brandende blik, en zeiden, in koor: “Verdomme!”
Lees ook Voor het ongeluk geboren deel 1, deel 2 en deel 4!
Voor het ongeluk geboren – Deel 3 – Wouter van Gorp
Wouter van Gorp (1990) is classicus, een vader van twee en de trotse bezitter van twee linkerhanden. Bij gebrek aan praktische vaardigheden is hij zijn gedachten in proza gaan gieten, iets wat vaak leidt tot vreemde verhalen en zo nu en dan een boek. Hij schreef eerder al The Wanderers, een eerste deel van een Engelstalige epic fantasyreeks vol onwaarschijnlijke helden, spanning en sarcasme.
Daarnaast bundelt hij zijn Nederlandstalige verhalen – soms prijswinnend – in de boeken Schemerwoorden (2018) en Zomerwoorden (2022). In zijn vrije tijd voedt hij zijn kinderen op, speelt hij bordspellen of onderneemt hij wandelingen. Dat leidt dan vaak weer tot nieuwe verhalen, en zo herhaalt de geschiedenis zich.
Voor het ongeluk geboren – Deel 3 is een verhaal uit Zomerwoorden, nu verkrijgbaar in de boekwinkel!
Titel: Zomerwoorden
Auteur: Wouter van Gorp
Uitgever: Nimisa Publishing House
ISBN: 978-94-923-3779-5
Modern Myths Shop
Meer verhalen als Voor het ongeluk geboren – Deel 3? Kijk in onze rubriek Moderne Mythes: Verhalen!
Voor het ongeluk geboren – Deel 3: © 2022-2024 Modern Myths
Reactie plaatsen