Na Schemerwoorden uit 2018 brengt auteur en classicus Wouter van Gorp met Zomerwoorden een nieuwe verhalenbundel uit. Ook deze keer krijg je een lekker dik boek met afwisselende fantastische verhalen, waaronder Voor het ongeluk geboren. Dit spannende verhaal kun je ook hier op Modern Myths lezen. In Voor het ongeluk geboren – Deel 2 zal een onverwachte locatie het toneel worden van een bloederig offer. Het blikkenmuseum Big Cans…
Zomerwoorden is o.a. verkrijgbaar via Bol.com en Amazon.nl. Lees Jeroens Zomerwoorden recensie.
Voor het ongeluk geboren – Deel 2
Wouter van Gorp
Bernard Bonafide hield zijn vlakke hand op schouderhoogte, om de zuur ogende man aan de andere kant van de toonbank een idee te geven van de vrouw die hij zocht. “Heb je haar gezien?”
De pompbediende haalde zijn schouders op. “Ik zie zoveel klanten. Kan het allemaal niet meer bijhouden.”
Bernard trok een wenkbrauw op, en wierp een veelbetekenende blik op de winkel. Naast een oud vrouwtje dat door een gangpad schuifelde, hoorbaar op zoek naar melk (“Melk, melk,” mompelde ze) en hijzelf waren er geen klanten in het tankstation.
Bonafide vermoedde dat dat hier de standaard was, ongeacht het tijdstip.
“Toch zou ik het waarderen als je een poging deed je deze vrouw te herinneren.” Bonafide glimlachte, en liet een biljet over de toonbank glijden. “Ik zou het zeer waarderen.”
De pompbediende knikte, en nam het biljet aan. “Een vrouw,” zei hij. “Lang, donker haar? Midden vijftig?”
“Eind vijftig.”
“Ja, ik herinner me haar.”
“En?”
“En wat?”
“En wat kun je over haar vertellen?”
“Waarom zou ik je iets over haar vertellen?”
Bonafide staarde hem aan. “Luister vriend, volgens mij weet je niet helemaal hoe onze economie werkt. Ik heb je net een tientje toegeschoven. Vervolgens vertel jij me alles wat je weet.”
“Nee, jij hebt net een tientje verspild. En ik heb je vraag beantwoord. Anders nog iets?”
Bernard ‘Bonafide’ Jenkins was een grote, aimabele man. Met zijn lange, brede postuur en vriendelijke, open gezicht leek hij op je favoriete oom of sympathieke football coach. Voeg daar Bernards witte jas, Stetson hoed en bolo das aan toe, en het beeld van de hartelijke Westerner is compleet. Iemand met wie je een paar blikken bier achterover kunt slaan, die alles weet van auto’s en de sportcompetities, die met een vriendelijke lach en een knipoog door het leven gaat. Niet iemand die bijzonder gevaarlijk is.
Bonafide verraste mensen.
Met een vliegensvlugge beweging trok hij de pompbediende over de toonbank naar zich toe. De pompbediende haalde paniekerig uit, maar Bonafide sloeg diens hand neer.
“Oké, luister goed –”
“Grgh –”
“Zeer eloquent. Luister! Ik kan nog heel wat meer druk toepassen als ik wil, dus is het aan jou om me ervan te overtuigen dat niet te doen. Ik stelde je wat vragen, en ik verwacht antwoord te krijgen. Normaal gesproken ben ik wat vriendelijker, wat geduldiger in mijn ondervragingen, maar de tijd staat me niet toe mijn joviale zelf te zijn. Er staan levens op het spel, levens die ik probeer te redden, en daar ga jij met je zure kop niet tussenkomen. Comprende?”
De zure kop knikte.
“Mooi. Dan vraag ik het nog een keer: wat weet je over die vrouw? Wanneer was ze hier? Wat wilde ze? Met wie sprak ze? Waar is ze nu?”
“Ik ehm… ze kwam hier… twintig – dertig? – dertig minuten geleden. Autopech.”
Bonafide keek over zijn schouder naar de parkeerplaats.
“Staat haar wagen er nog?”
De pompbediende knikte, voor zover Bonafide dat toestond. “De beige Chrysler.”
“Wat is er mis mee?”
“Geen idee. Ze – ze wilde geen garage bellen. Ging mee met een vrouw. Een jongedame, zonder geld voor benzine. Zij schoot voor. Zeg, kun je misschien iets –”
“Ze ging met haar mee? Kende ze haar?”
De man schudde van niet. “Een lift, in ruil voor benzine.”
“Waarheen?”
“Ehm…”
Bonafide voerde de druk op.
“Gennaro! Red Brook!”
“Gennaro Red Brook?”
“Red Brook, net voor Gennaro. Ten zuiden van hier.”
“En de vrouw die haar meenam?”
“Sarah? Nee, Susan. Geloof ik. Jong, begin twintig. Blond. Arrogante houding van hier tot Tokyo. Lichtblauwe Buick.”
“Perfect.” Bonafide liet de man los, wachtte tot die overeind kwam, en klopte vervolgens diens schouders af. “Zo, was dat nu zo moeilijk?”
De pompbediende zei niets.
“Ik ga die auto bekijken,” deelde Bonafide mee, “en jij blijft hier je klanten bedienen. Mocht ik nog meer vragen bedenken, dan kom ik weer even binnenwippen. Wellicht dat een volgende ondervraging wat soepeler kan verlopen?”
Wederom geen reactie.
Bonafide stak glimlachend zijn duim omhoog en beende de winkel uit.
De Chrysler wist hem weinig te vertellen: een tamelijk nieuw model, maar veel gebruikt en slecht onderhouden, met een kofferbak vol lappendekens, een dennengeur-luchtverfrisser aan de achteruitkijkspiegel en een half-leeggegeten zakje chips in het dashboardkastje.
Memorabilia van de arme vrouw die ooit deze auto bestuurd had. Over het wezen dat nu haar lichaam bewoonde, vertelden de objecten echter weinig.
Een blik onder de motorkap leerde hem dat het de auto geheel ontbrak aan enige vorm van autopech. En, bovendien, aan een huls.
“Verdomme, Ramscap, ze is weer gewisseld. Niet van gedaante, maar van vervoer. Over.”
Bonafide zat nu in zijn eigen wagen, een groen-en-witte Lincoln Continental. Vanuit de voorruit hield hij de winkel in de gaten, en dan met name de zuurpruim. Hij leek Bonafide wel het type om de politie te bellen en te klagen over ongewenst agressief gedrag van zijn klanten.
“Wat bedoel je, van vervoer? Over.”
“Ze heeft haar bak achtergelaten, zogenaamd vanwege pech. Maar met de auto lijkt niets mis. In plaats daarvan rijdt ze nu met een jonge vrouw mee, ene Susan, die haar een lift aanbood in ruil voor benzinegeld. Over.”
“Een lift? Geen wissel?”
Bonafide knikte. “Het lijkt erop dat de twee samen onderweg zijn, zuidwaarts. Plaatsje genaamd Red Brook.” Aan de andere kant bleef het stil. “Ramscap?”
“Dus hij neemt twee keer, in korte tijd, een nieuwe gedaante aan. Hij weet dat we ‘m op de hielen zitten. En toch wisselt hij niet van richting. Oh, godver…”
“Wat is er?”
“Hij wisselt niet van richting, omdat het dáár gaat gebeuren. In Red Brook. En wat hij ook in de planning heeft staan, het zal een heel stuk spectaculairder zijn dan het ombrengen van individuele reizigers.”
“Oké,” Bonafide greep de versnellingspook. “Naar Red Brook, wat daar dan ook –”
Tik, tik, tik.
De oude vrouw uit het tankstation. Bonafide wilde al zeggen dat hij geen melk voor haar had, maar iets in haar blik hield hem tegen.
“Mevrouw? Kan ik u helpen?”
“Ik hoorde je met die vriendelijke pompbediende praten” – ze leek niet sarcastisch – “en ik hoorde dat je naar iemand op zoek bent? In Red Brook?”
Bonafide knikte. “De vrouw naar wie ik vroeg, heeft u haar gezien?”
Ze schudde haar hoofd. “Maar ik weet waar ze heengaan. De enige reden waarom wie dan ook naar Red Brook gaat.” Ze boog voorover, en bood Bonafide uitzicht op haar gelige grijns. “Ken je Big Cans?”
Big Cans was één van Amerika’s vele roadside attractions. Met zo’n naam trok de plaats nogal eens groepen hormonale jongeren, die er vervolgens achter kwamen dat de ‘Cans’ eerder letterlijk dan metaforisch bedoeld waren.
Een kaartje kostte drie dollar vijftig, en bij die prijs zat niet alleen inbegrepen dat je rondom de enorme blikken Blue Ribbon, Kool-Aid en Budweiser mocht lopen, maar ook dat je middels een wenteltrap om de hoogste van de blikken, een vijfendertig meter hoge cilinder met “Coca-Cola” erop, omhoog kon klauteren, om vervolgens via het lipje op het dak af te dalen naar Amerika’s enige – beweerde men bij Big Cans althans – blikkenmuseum.
De meeste bezoekers brachten maar korte tijd door in het museum – een collectie van feiten en foto’s en kilometers stoffige blikjes – en gaven er de voorkeur aan de met parasols beschutte grasmat bovenop het colablik te bezetten voor een picknick met uitzicht over de woestijn.
Big Cans moest het, zoals alle attracties langs de Amerikaanse highways, met name hebben van die doortrekkende gezinnen, veelal onderweg van en naar een vakantiebestemming. Het gros van de jaarlijkse bezoekers was in de afgelopen maanden al langsgekomen, maar op deze zaterdagmiddag in september bleken er nog genoeg nomaden binnen te druppelen. Vanaf het dak van het colablik steeg het rumoer op van vaders en moeders en hun voor een half uur geamuseerde kroost.
Om half vier ‘s middags reed Dani Ransom de oprijlaan van Big Cans op in een blauwe Buick. Haar zonnebril verhulde een blauw oog, maar niet de grijns waarmee ze de kassamedewerker begroette.
“Kaartje voor één, alstublieft.”
“Drie dollar vijftig,” gromde Ramscap, “voor deze onzin.”
“De Amerikaanse spirit, makker,” zei Bonafide. “Houdt de economische motor gesmeerd.”
“Hé, als Jim en Judy Suburb hun kleine rakkers willen verblijden met een close-up kennismaking met een product dat ze evengoed in de koelkast kunnen vinden, prima, maar ik ben twee nullen verwijderd van faillissement. Ik betaal liever niet meer dan nodig voor het privilege een Budweiserblik te beklimmen.”
Dat was het probleem met het opsporen van nachtmerries die rechtstreeks ontsproten waren uit de genius loci van Amerikaanse wegen: de overgrote meerderheid van de bevolking geloofde er geen snars van. En zelfs degenen die dat wel deden, hadden er zelden een financiële bijdrage voor over.
“Vader Ignatius heeft misschien geld voor ons,” opperde Bonafide.
“Vader Ignatius is belast met vijf parochies, en geen daarvan verkeert in goede financiële staat.”
“Dan wordt het misschien weer tijd voor wat… creatief lenen?”
Ramscap lachte en klopte zijn kompaan op de schouder. “Eens een oplichter, altijd een oplichter, nietwaar? Maar we verspillen onze tijd. We moeten onze prooi zoeken.”
“Je weet zeker dat ze hier is?”
“Ze is hier geweest, dat voel ik. En ik voel dat het hier gaat gebeuren. Dit is de plek van het offer.”
“Maar wie dan?” Bonafide keek om zich heen naar de aluminium cilinders. “En hoe? Een wegmerrie kiest zijn slachtoffers doorgaans op de weg zelf, en offert hen door een ongeluk. Hoe zie je dat hier gebeuren?”
Ramscap schudde zijn hoofd. “Dat weet ik niet. Maar het is geen toeval dat het deze locatie gekozen heeft. Zoveel mensen bij elkaar… de wegmerrie is uit op een massaal offer, dat kan niet anders.”
“Bovenop de Big Can?”
De indiaan knikte. “Een terras, met maar één toegang. Als er ergens iets gaat gebeuren, is het daar.”
“Ik denk,” zei Bonafide, “dat we van het uitzicht moeten gaan genieten.”
Lees ook Voor het ongeluk geboren deel 1, deel 3 en deel 4!
Voor het ongeluk geboren – Deel 2 – Wouter van Gorp
Wouter van Gorp (1990) is classicus, een vader van twee en de trotse bezitter van twee linkerhanden. Bij gebrek aan praktische vaardigheden is hij zijn gedachten in proza gaan gieten, iets wat vaak leidt tot vreemde verhalen en zo nu en dan een boek. Hij schreef eerder al The Wanderers, een eerste deel van een Engelstalige epic fantasyreeks vol onwaarschijnlijke helden, spanning en sarcasme.
Daarnaast bundelt hij zijn Nederlandstalige verhalen – soms prijswinnend – in de boeken Schemerwoorden (2018) en Zomerwoorden (2022). In zijn vrije tijd voedt hij zijn kinderen op, speelt hij bordspellen of onderneemt hij wandelingen. Dat leidt dan vaak weer tot nieuwe verhalen, en zo herhaalt de geschiedenis zich.
Voor het ongeluk geboren – Deel 2 is een verhaal uit Zomerwoorden, nu verkrijgbaar in de boekwinkel!
Titel: Zomerwoorden
Auteur: Wouter van Gorp
Uitgever: Nimisa Publishing House
ISBN: 978-94-923-3779-5
Modern Myths Shop
Meer verhalen als Voor het ongeluk geboren – Deel 2? Kijk in onze rubriek Moderne Mythes: Verhalen!
Voor het ongeluk geboren – Deel 2: © 2022-2024 Modern Myths
Reactie plaatsen