Na Schemerwoorden uit 2018 brengt auteur en classicus Wouter van Gorp met Zomerwoorden een nieuwe verhalenbundel uit. Ook deze keer krijg je een lekker dik boek met afwisselende fantastische verhalen, waaronder Voor het ongeluk geboren. Dit spannende verhaal kun je ook hier op Modern Myths lezen. In Voor het ongeluk geboren – Deel 1 blijkt dat de highway van Amerika zo zijn eigen geesten en demonen kent. En niet elke reiziger is er veilig…
Zomerwoorden is o.a. verkrijgbaar via Bol.com en Amazon.nl. Lees Jeroens Zomerwoorden recensie.
Voor het ongeluk geboren – Deel 1
Wouter van Gorp
Je waant je zeker veilig op deze weg, gelooft dat het een getemd beest is, een gemak, een hulpmiddel om met je Buicks en Chevy’s overheen te scheren en de mijlen asfalt onder je banden voorbij te zien vliegen.
Ik weet wel beter. De weg is deel van het land geworden, en het land kent zo zijn geesten, zijn goden en demonen.
Waarom ik dit weet? Je kunt zeggen dat ik er beroepshalve achter ben gekomen. Ik ken de weg, ik bereis haar, en ik let op. En eens in de zoveel tijd zijn mijn vaardigheden nodig.
Want net als iedere god, is ook de weg eens in de zoveel tijd op een offer uit, en op bloed.
En dan komen wij in het spel.
Nevada, 1978
Op de WC achterin de All Day Burger werd Ramscaps vermoeden bevestigd.
“Shit! Shit, shit, dubbelshit!”
Hij zat op zijn knieën voor het toilet, zijn ellebogen rustend op het kunststof deksel. Om hem heen lagen stukken gereedschap en de onderdelen van de gedemonteerde stortbak. In zijn in latex gehulde handen hield hij de resten van wat ooit zijn prooi was geweest.
“Shit…”
Het lichaam, dat als een waterig vlies haar oorspronkelijke vorm snel begon te verliezen, leek Ramscap vanuit een uitgelopen gezicht grijnzend aan te staren. Ramscap herkende de gelaatstrekken maar al te goed. Tot dit moment waren het de gelaatstrekken geweest van het wezen – niet de man, hoe verleidelijk het ook was om dat woord te gebruiken – dat hij dwars door de staat opjaagde.
Maar die gelaatstrekken gingen hem niet meer helpen zijn prooi te herkennen.
“Twee uur,” mompelde Ramscap, terwijl hij met zijn vingers over de blubberige massa van het gezicht streek en zag hoe de huid in klonters losliet. “Twee uur geleden. Het spoor is nog vers.”
“Wat zeg je allemaal?” riep de man uit het stalletje naast hem. “Gaat ie goed daar?”
Ramscap verspilde geen tijd. Snel stak hij de waterige resten terug in de stortbak – die zouden daar geheel oplossen – en schroefde de WC in elkaar. Nog geen minuut later liep hij door het familierestaurant naar buiten. Een jong stel keek toe hoe de grote Dineh-indiaan met donder in zijn ogen door het restaurant beende en de gele handschoenen van zijn handen pelde. De handschoenen belandden in de prullenbak, maar het stel keek er niet van op.
Dit was de open weg. Hier bemoeide men zich met zijn eigen zaken.
Dat kwam Ramscap goed uit.
“Ramscap hier,” sprak hij even later door de portofoon van zijn roestrode pick-up. “Ik ben bij de All Day.”
“Bonafide hier,” kwam het krakerige antwoord. “Doelwit gesignaleerd?”
“Negatief. Doelwit heeft huls achtergelaten. Twee uur geleden. Huidige vorm onbekend.”
“Shit… Is ‘ie nog daar?”
Ramscap schudde zijn hoofd. “Negatief.” Hij keek naar de weg, die oost-west door het verlaten landschap sneed. “Wat ligt er in het oosten?”
Van de andere kant klonk het geritsel van wegenkaarten. “Een knooppunt, na 70 mijl. Door naar Fort Jumpter in het oosten, Gennaro in het zuiden. Noordwaarts naar -”
“Niet noordwaarts,” onderbrak Ramscap zijn partner. “De afgelopen dagen hield hij steevast het zuiden aan.”
“Juist. Oost of zuid, dus. Welke neem jij?”
“Oost. Neem contact op zodra je hem ziet.” Ramscap was even stil. “Dit wordt een grote, Bona. Ik voel het.”
“Laten we hopen dat je het mis hebt.”
Inderdaad, dacht Ramscap, terwijl hij zijn pick-up met grommende geluiden weer de weg op stuurde. Laten we het hopen, voor alle reizigers van Amerika.
Susan Bravado vond weinig sympathie in de oude pompbediende.
“Luister,” zei ze met op elkaar geklemde kaken. “Ik ben m’n creditcard kwijtgeraakt. En nee, ik weet niet waar dat is gebeurd. Kan goed twee stops geleden zijn geweest. En nee, ik kan niet terug om te gaan zoeken, want ik heb geen benzine. En die benzine kan ik niet kopen, want ik heb geen creditcard. Maar ik moet naar Gennaro, want –”
“Geen betaling, geen benzine,” onderbrak de pompbediende haar. In zijn gegroefde gelaat was geen greintje emotie te bespeuren. “Als we iedere bedelaar met een zielig verhaal benzine moesten geven, hadden we aan het einde van de dag niets over.”
“Hier!” Susan sloeg een paar verfrommelde biljetten – het schamele restant van haar financiën – op de toonbank. Haar horloge volgde. “En deze! Bok op met je ‘bedelaar’! Ik moet naar Gennaro, dus als je m’n schoenen ook nog wil hebben, prima, maar geef me die verdomde brandstof!”
De oude man bekeek het horloge kalmpjes. “Die kunnen we niet aannemen. Cash of creditcard, staat duidelijk op de deur.”
Hij wees naar de glazen deur, die net op dat moment met een irritant vrolijk geklingel openging. Een tanige vrouw met donker geverfd haar en spijkerjack – Susan schatte haar eind vijftig – stapte het tankstation binnen.
“Middag,” zei ze. “Dat is jouw Buick buiten? Sorry, maar je blokkeert de pomp.”
“Mevrouw kan niet betalen,” zei de pompbediende droogjes.
“Creditcard kwijt,” mompelde Susan.
“Hmm… welke kant ga je op?”
“Gennaro. Hoezo?”
“Mevrouw gaat nergens heen, want mevrouw kan geen benzine-”
“Ja, dat was me al duidelijk, dank je,” onderbrak de tanige vrouw de pompbediende. Susan voelde haar waardering voor de vreemde groeien. “Oké, luister,” de vrouw richtte zich nu tot Susan en glimlachte verontschuldigend. “Ik moet ook naar Gennaro, of eigenlijk nog iets daarvoor. Mijn auto vertoont echter wat kuren, en ik riskeer het liever niet om midden op de weg stil te komen staan met pech.”
“U kunt hier een garage bellen,” probeerde de pompbediende behulpzaam te zijn, maar de vrouw wuifde zijn suggestie weg.
“Er is haast bij, zie je. Een bruiloft. Nichtje van me. Wat nou als ik je benzine betaal, en jij mij een lift geeft?”
“Naar Gennaro?”
“Red Brook. Klein gehucht, net een paar mijl voor Gennaro. Hoeveel heb je nodig?”
“Ehmm… 20 dollar moet genoeg zijn, maar ik- oh… wauw…” Susan knipperde met haar ogen toen de vrouw een paar biljetten op de toonbank legde. “Ik weet niet wat ik moet zeggen. Dankjewel.”
“Bedank me maar door me naar Red Brook te brengen.” De vrouw grijnsde, en stak haar hand uit. Susan nam die gretig aan. “Susan Bravado,” zei ze.
“Dani,” antwoordde de vrouw. “Dani Ransom.”
Enkele mijlen voorbij het knooppunt hield Ramscap halt bij een uitzichtpunt: een langgerekte vlakte, bezaaid met picknicktafels, aan de ene kant begrensd door de doorgaande weg, aan de andere kant door een afgrond.
Waarom hij stopte, kon hij niet goed verklaren. Iedere rationele gedachte in zijn hoofd vertelde hem dat hij door moest rijden, haast moest maken, als hij hoopte zijn prooi nog in te halen.
Toch bracht zijn instinct hem ertoe te stoppen bij het uitzichtpunt. In de afgelopen decennia had Ramscap geleerd naar zijn instinct te luisteren.
Er was slechts één andere auto, toebehorend aan een familie die stelling had genomen rondom een picknicktafel. Ramscap parkeerde zijn pick-up op een afstandje en liep naar een informatiebord. Terwijl hij pretendeerde te lezen over de flora en fauna die op de vlaktes beneden hem te zien zouden moeten zijn, zocht hij met geoefende blik de parkeerplaats af naar iets dat kon verklaren waarom zijn instinct zo op hol was geslagen.
Daar: bandensporen. Stank.
Wat hebben we hier?
Er had overduidelijk een auto gestaan, nog niet zo lang geleden. En die auto was met volle vaart weggescheurd, gezien hoe diep de bandensporen in de droge aarde stonden. Maar dat was niet wat Ramscap interesseerde.
“Oh, Jezus nog aan toe…”
Voorzichtig daalde de man af aan de andere kant van het uitzichtpunt, waar de parkeerplaats eindigde in een dichtbegroeide helling naar beneden. Anderhalve meter lager lag het: een tweede huls, droger en beter bewaard dan de vorige.
Jarenlange ervaring kon voorkomen dat Ramscaps maag zich leegde bij het zien van de slaphangende huid, uitgevallen haren en uitgelopen oogballen van de jongen.
Nog geen achttien jaar oud, dacht Ramscap, en hij liet een grom ontsnappen. Een jongen op reis, het Amerikaanse avontuur in. Gereduceerd tot een hol karkas door een wezen dat zijn moordlust niet kan beteugelen.
Nog een meter of tien lager zag Ramscap in het struikgewas een motor liggen. Hij ploeterde er naartoe, zichzelf aan stronken en stenen vasthoudend om niet door de vegetatie het ravijn in te glijden.
Halverwege moest hij stoppen. Een hoestbui overviel hem, en aan het einde ervan moest hij bloed van zijn lippen vegen.
Niet eens de eerste keer deze week, dacht hij weemoedig. Hoe lang nog? Een jaar? Zes maanden? Minder?
Hij zette de gedachte van zich af. Denken aan sterven kon altijd nog: nu was er werk aan de winkel. Hij hervatte zijn afdaling naar het achtergelaten vervoersmiddel.
De motor leek nog te werken, maar droeg duidelijke sporen van geweld: deuken, krassen, verbogen metaal. In zijn hoofd probeerde Ramscap de tijdlijn op te stellen.
Het wezen kwam hier, in de vorm van een jongen op een motor. Hij ontmoette een nieuw slachtoffer en nam diens vorm aan. Een tweede metamorfose, in korte tijd… waarom?
“Omdat hij weet dat we hem opjagen.”
Ja, dat paste. Het wezen kwam uit het westen, en was tot voorbij het knooppunt gereden. Daar had het zich een nieuwe gedaante en een nieuw vervoersmiddel aangemeten. Om terug te gaan naar het knooppunt, en de achtervolging af te schudden. Door naar het zuiden te gaan.
Goed dat we met z’n tweeën zijn.
Ramscap ploeterde weer omhoog. Op de parkeerplaats, half verborgen onder opgespat grind, vond hij het rijbewijs, ongetwijfeld aan het nieuwste slachtoffer ontsnapt tijdens de worsteling.
“Yes.”
Dank voor je slordigheid. Nu heb je een naam en een gezicht, kreng. En als je maar lang genoeg in deze gedaante blijft, vinden Bonafide en ik je wel.
Ramscap klom verder omhoog, de parkeerplaats op, en hervatte de jacht. Op ene Dani Ransom.
Lees ook Voor het ongeluk geboren deel 2, deel 3 en deel 4!
Voor het ongeluk geboren – Deel 1 – Wouter van Gorp
Wouter van Gorp (1990) is classicus, een vader van twee en de trotse bezitter van twee linkerhanden. Bij gebrek aan praktische vaardigheden is hij zijn gedachten in proza gaan gieten, iets wat vaak leidt tot vreemde verhalen en zo nu en dan een boek. Hij schreef eerder al The Wanderers, een eerste deel van een Engelstalige epic fantasyreeks vol onwaarschijnlijke helden, spanning en sarcasme.
Daarnaast bundelt hij zijn Nederlandstalige verhalen – soms prijswinnend – in de boeken Schemerwoorden (2018) en Zomerwoorden (2022). In zijn vrije tijd voedt hij zijn kinderen op, speelt hij bordspellen of onderneemt hij wandelingen. Dat leidt dan vaak weer tot nieuwe verhalen, en zo herhaalt de geschiedenis zich.
Voor het ongeluk geboren – Deel 1 is een verhaal uit Zomerwoorden, nu verkrijgbaar in de boekwinkel!
Titel: Zomerwoorden
Auteur: Wouter van Gorp
Uitgever: Nimisa Publishing House
ISBN: 978-94-923-3779-5
Modern Myths Shop
Meer verhalen als Voor het ongeluk geboren – Deel 1? Kijk in onze rubriek Moderne Mythes: Verhalen!
Voor het ongeluk geboren – Deel 1: © 2022-2024 Modern Myths
Reactie plaatsen