Pepper Kay is het schrijverspseudoniem van Liesbeth Korsman. Ze heeft vijf sciencefictionboeken op haar naam staan over het interstellair privédetectivebureau Guardner Investigations, gerund door Kit en Jim Guardner. Daarnaast schreef ze twee fantasyromans: Drakenbloed en Drakenspoor. Modern Myths sprak deze veelzijdige schrijfster die haar projecten steeds net een tikkeltje tegendraads aanpakt, over haar genres, het schrijven en de technologie van de toekomst.
Lees de Modern Myths-recensies van Drakenbloed en Drakenspoor.
- Leuk dat je wilde komen, Liesbeth. Je hebt als Pepper Kay zeven boeken geschreven, naast je werk als vertaler van technische documenten.
Dat is waar ik mijn dagen mee vul, soms tot en met het weekend. Het schrijven doe ik ernaast, het is een hobby. Natuurlijk zou ik best wel fulltime willen schrijven, maar ik vind mijn werk ook ontzettend leuk, dat is geen straf.
- Hoe ben je ertoe gekomen om te gaan schrijven?
In 2010 was de recessie in volle gang, ik zat echter nog steeds tot over mijn oren in het werk. Tot het moment dat het ook bij mij iets stiller werd en ik probeerde te bedenken wat ik kon doen om dergelijke mindere tijden in het werk op te vangen. Omdat ik toch altijd al bezig was met taal besloot ik een boek te schrijven. Op 4 augustus 2010 tikte ik de eerste woorden in. Dat was een voorloper van Drakenbloed. Dat manuscript is uiteindelijk naar een uitgever gegaan, maar werd niet uitgegeven. Het heeft toen een aantal jaren op de figuurlijke plank gelegen. Na een paar jaar heb ik het herschreven en aangevuld, wat resulteerde in het boek dat inmiddels is verschenen.
- Je eerste werk was dus fantasy?
Ja, maar ik wilde er heel veel techniek in stoppen en dat kon natuurlijk niet in een fantasyverhaal. Dat klopte voor mijn gevoel niet. Ik besloot toen dat het wellicht slimmer was om sciencefiction te gaan schrijven. Die gedachte kwam bij me op en toen was het eerste verhaal ook meteen klaar.
- Je hebt toen niet gedacht aan Steampunk of Cyberpunk?
Nee, het moest of fantasy zijn, of sciencefiction. Mijn interesse voor techniek komt voort uit mijn werk. Ik zit vaak aan de voorkant van nieuwe producten en technologieën die gaan verschijnen. Dat maakt het erg interessant en dat gebruik ik in mijn verhalen.
Ik ben in de technische documentatie gerold via mijn man, die al een vertaalbureau had. Ik werkte destijds nog bij de toenmalige PTT. Nadat ik daar mijn ontslag had ingediend heb ik een jaar de tijd genomen om te kijken wat ik wilde en heb ik in die periode allerlei baantjes her en der gehad. Via desktop publishing kwam ik in aanraking met het vertalen. Het controleren van teksten ging me gemakkelijk af. De technische begrippen moest ik leren, want ik had geen technische achtergrond. Ik ben erin meegegroeid en werk als vertaler inmiddels al meer dan 35 jaar voor dezelfde opdrachtgevers.
- Het schrijven is dus een samenloop van omstandigheden. Welke boeken las je vroeger zelf?
Vooral fantasy. Lord of the Rings. Ik was begin twintig en had dat boek al jaren op de plank staan. Ik begon het te lezen en raakte verkocht. Prachtig Engels. Ik denk dat ik de oorspronkelijke versie wel zo’n tien keer heb gelezen. Daarna ging ik naar de bibliotheek en las bijvoorbeeld Het Rad des Tijds (Robert Jordan), De Wetten van de Magie (Terry Goodkind) en Het Veelkleurig Land (Julian May). Die laatste vond ik echt gaaf. In mijn ogen was het fantasy, maar eigenlijk bleek het meer sciencefiction te zijn. Dat geldt ook voor De Kronieken van Cadwal (Jack Vance). De hoofdpersoon woont op een planeet die is aangewezen als natuurreservaat, iets waar niet iedereen het mee eens is. De zoektocht naar een man die de sleutel in handen heeft voor het voortbestaan van Cadwal brengt de hoofdpersoon terug naar aarde. Dat vond ik erg intrigerend, maar ook dit was meer SF dan fantasy.
- Welke SF-boeken hebben jouw Kit Guardner-serie geïnspireerd? Er zit bijvoorbeeld een Bradbury gebouw in je verhaal.
Dat Bradbury Building is een gebouw in Los Angeles. Ik was op zoek naar een woonplaats voor Kit en een woning, het moest iets speciaals zijn. Ik kwam dat gebouw tegen met zijn rijke geschiedenis: de LAPD heeft erin gezeten, het is een museum geweest en meer. De futuristische versie van de LAPD heb ik daar weer geplaatst en ik heb erboven een woonunit voor Kit gemaakt. Ze is graag op zichzelf en het gebouw is perfect voor haar.
- Je was dus meer op zoek naar een passend gebouw, dan dat je je door een verhaal hebt laten inspireren. Zijn er SF-schrijvers die je inspireren?
Niet zozeer schrijvers. Ik heb gehoord dat mijn verhalen te vergelijken zijn met Asimov. Maar ik wil eigenlijk niet ergens mee worden vergeleken (lacht). Maar als dat moet, kun je mijn verhalen als een soort middenweg tussen Star Trek en Asimov beschouwen.
- Nu zijn de meest bekende SF-schrijvers allemaal mannen. Het kost best moeite om snel (Nederlandse) vrouwelijke SF-schrijvers te vinden op het internet. Ik heb het aan Johan Klein Haneveld gevraagd en die kwam met een lange lijst schrijfsters. Zoals Anaïd Haen en Miriam Borgermans, Ursula Le Guin, Suzanne Collins (de schrijfster van The Hunger Games) en meer. Ook namen van veel vrouwelijke schrijvers in de jaren 70. Waarom denk je dat vrouwelijke SF-schrijvers minder bekend zijn?
Ik denk dat mannen, of lezers in het algemeen, iets hebben van: dat is geschreven door een vrouw, dat kan nooit wat zijn. Regelmatig krijg ik verwonderde reacties als ze erachter komen dat ik SF schrijf. Ik leg dan uit dat het vanuit mijn werk gegroeid is en dan snappen ze het. Maar de eerste reactie is vaak ongeloof. SF? Een vrouw?
- Bij fantasy heb je dat niet. Dan is het J.K. Rowling en alle anderen. Waarom is SF een mannenwereld?
Wellicht omdat SF toch meer gelieerd is aan techniek. Dat was vroeger vooral iets voor mannen, daar zou het aan kunnen liggen.
- Heb je het gevoel dat je jezelf moet bewijzen, moet vechten?
Nee, als ik mensen ontmoet en ik begin te vertellen, dan is iedereen gefascineerd.
- Hoe bouw jij je SF-werelden op?
Dat hangt ervan af. De ene keer weet ik van tevoren waar Kit naartoe gaat en dan ga ik die wereld uitwerken. Een andere keer heb ik eerst een plot; een onderwerp en dan verzin ik er een wereld bij. Dan verzin ik ook de namen. Het hele alfabet komt voorbij en dat resulteert in de naam van de planeet en de personages. Als de naam van de planeet eenmaal bekend is, krijg ik er een beeld bij en kan ik het verder uitwerken.
Bij Maalstroom echter keek ik naar de kleuren van mijn covers en zag ik dat de kleur groen miste. Het volgende verhaal moest groen worden, een groene wereld. Hoe zet ik die neer? Daar ontstond Maalstroom uit, dat zich afspeelt op de planeet Veringo, een binnenstebuiten wereld.
Daarna doe ik research. Want alles moet kloppen. Mijn insteek is dat het zomaar zou moeten kunnen. Als basis gebruik ik daarbij technologie die op dat moment vaak nog in de kinderschoenen staat of oude technologie die ik omwerk naar iets dat in de toekomst zou kunnen werken. Ik werk dus vaak andersom naar een verhaal toe.
- SF waarschuwt vaak voor toekomstige technologie. Is technologie iets voor jou om voor op te passen?
In de verhalen die ik tot nu toe heb geschreven komt dat zijdelings naar voren. Zoals bijvoorbeeld in ID-Crisis, het eerste boek over Kit. Je hebt bijvoorbeeld een chip laten implanteren waaruit exact blijkt wie je bent, waar je vandaan komt en wat je doet. Stel dat zo’n chip wordt gestolen en je niet op andere manieren kunt bewijzen wie je bent? De wereld wordt nu al steeds digitaler, steeds papierlozer, dus dat is wel iets om rekening mee te houden.
- Zou jij zo’n chip laten zetten?
Ik weet het niet. Het zou absoluut handig zijn om bijvoorbeeld in de supermarkt gescand te worden, waarna alle producten die je in je kar legt worden gescand. Je loopt naar buiten met je kar en alles wordt opnieuw gescand en direct via je geïmplanteerde chip afgerekend, zonder tussenkomst van een kassière. Dat is makkelijk en snel, maar of ik dat wil is een tweede. Want wat gebeurt er met je banksaldorekening wanneer iemand je geïmplanteerde chip ‘hackt’?
- Hoe kijk jij dan tegen technologie aan, gezien je er dagelijks mee bezig bent?
Het is ongelofelijk spannend wat er op dit moment allemaal gebeurt. Het is zo interessant, maar ook beangstigend. Over pakweg 35 – 40 jaar komt er een moment dat kwantumcomputers je niet meer nodig hebben en een eigen taal hebben ontwikkeld die wij niet meer snappen. Dan is er een nieuwe species ontstaan. Zijn wij dan een mier geworden in vergelijking met een dinosaurus? Hoe gemakkelijk worden we dan – al dan niet opzettelijk – platgestampt?
- Denk je dat die technologische singulariteit echt gaat gebeuren?
Alle trends wijzen erop dat dat gaat gebeuren. Computers worden geprogrammeerd om zelfstandig te kunnen werken en denken. Het grote gevaar is natuurlijk dat deze techniek in verkeerde handen valt. Of als mensen te ver zijn gegaan met onderzoeken en de computers zelf gaan bepalen wat goed voor hen is. Facebook had op een gegeven moment een AI ontwikkeld die een eigen leven, een eigen taal, begon te ontwikkelen. Dat hebben ze meteen stopgezet. En Google heeft een AI ontwikkeld die zijn eigen ‘kind’ heeft gegenereerd.
- Waarom creëren mensen dat dan?
Omdat het kan? Ik denk niet dat het per definitie zo is dat we onze eigen ondergang tegemoet gaan door de technologie die we creëren. Een futuristische computer zal zich waarschijnlijk niet eens bezighouden met futiliteiten als een mens. Waar ze zich wel mee bezig gaan houden gaat ons verstand gewoon te boven. Computers die wij gewoonweg niet meer begrijpen.
Ik denk niet dat we over 100 jaar leven zoals in mijn boeken. Als de mensheid dan nog bestaat, zijn we vast in staat verder te reizen dan nu. Met ruimteschepen die aanpasbaar zijn, die kunnen muteren. Die onderweg grondstoffen kunnen oppikken en gebruiken om reparaties uit te voeren en dankzij AI zelfdenkend zijn. De mens is dan enkel nog aanwezig als een passagier die in de bus is gestapt. Zo’n ruimteschip zou bijvoorbeeld op een meteoriet kunnen worden gebouwd die als grondstof dient. De meteoriet wordt dan kleiner, het ruimteschip groter.
- De mens zal dan wel een en ander op orde moeten krijgen. Er wordt nu bijvoorbeeld weer geld uit de ruimtevaart gehaald, omdat het ergens anders nodig is. Zeker in Amerika worden er stappen teruggezet in plaats van vooruit.
Het zijn momentopnames. Ze realiseren zich vanzelf dat ze dan ook niet verder komen. En er zijn altijd landen die er wel mee doorgaan. De geruchtenmachine draait op volle kracht, dus het zou zomaar kunnen dat we aan de vooravond van een nieuwe wedloop staan.
- Het is niet, zoals in Star Trek, een grote wereldfederatie die gezamenlijk de ruimte in gaat?
Ik sluit niets uit hoor (lacht). We hebben het er nu over of er leven in het universum is. Er doen allerlei theorieën de ronde. Een Canadese ex-minister van defensie die zegt dat er al aliens zijn, dat we ze al ontmoet hebben. Piloten van airliners zien vreemde dingen onderweg. Wat er ook gaande is, overheden houden misschien wel zo’n 75 procent van hun kennis achter. Ik ondersteun geen complottheorieën, maar er is vast meer aan de hand dan we weten.
- Is dat wat je verhalen voedt?
Ja, dat soort mysteries intrigeren me. Daardoor zijn mijn verhalen soms meer thriller dan detective.
- Wanneer is een verhaal voor jou af?
Mijn eerste boek was Slangenkuil, het tweede Kit Guardner-verhaal. Toen ik overging naar Futuro Uitgevers heb ik de verhalen weer in de juiste volgorde laten zetten. En ik heb het boek helemaal herschreven, om alle fouten eruit te halen. Na het schrijven van een aantal boeken is dat proces wel anders geworden, je leert zo veel van wat er uit redactie terugkomt. En voordat ik een nieuw verhaal aan mijn man laat lezen, heb ik het zelf al een stuk of vijf keer gelezen. Daarna gaat het naar de uitgever en dan, als ik het weer opnieuw heb gelezen, gaat het naar de redacteur. Als het dan uiteindelijk na zo’n zeven à acht keer doorwerken is uitgegeven ben ik er klaar mee, dan lees ik het boek nooit meer.
- Heb je plannen voor de toekomst van Kit Guardner?
De serie zoals die nu is, eindigt op een mooie manier. Na Maalstroom wilde ik sowieso een pauze voor Kit. Met dat boek is alles op dit moment afgerond. Ik ben nu aan een nieuw SF-verhaal bezig en ook aan een thriller die al een poosje sudderde. Dat laatste is een compleet nieuw verhaal, zonder SF en fantasy. Maar dat kan natuurlijk nog komen. Ik schrijf lekker een eind weg en zie vanzelf wat het gaat worden. Op zich ben ik met fantasy voorlopig wel even klaar.
- Drakenspoor is een vervolg op Drakenbloed, maar begint heel anders dan lezers van het eerste boek hadden verwacht. Waarom die keuze?
Het was een bewuste keuze. Want ik wilde eigenlijk helemaal geen vervolg schrijven op Drakenbloed. Maar dat eerste boek had een open einde, waarvan ik me op dat moment niet realiseerde dat het voor lezers een uitnodiging was om meer te willen. Ik kreeg zoveel vragen voor een vervolg, dat ik uiteindelijk Drakenspoor heb geschreven. Maar ook dat verhaal lijkt soms meer op een thriller dan fantasy, zoals het eerste boek.
- Wat lees je momenteel zelf?
Helemaal niets. Behalve mijn technische teksten. Ik ben een slechte lezer geworden sinds ik schrijf. Elke tikfout, elke stijlfout in Nederlandse boeken zie ik nu en dan kom ik niet in het verhaal. Ik lees liever Engels. O ja, ik lees momenteel wel The Silk Roads van Peter Frankopan, een boek vol wereldgeschiedenis gericht op volkeren, oorlogen en handel langs de zijderoutes door Centraal-Azië.
- Komt er ook een Pepper Kay historische roman?
Nee, dat is echt niet mijn genre. Zoals gezegd ben ik wel bezig met een thriller. Tenzij ik me bedenk en er toch een flinke portie magie of SF in stop. Waarschijnlijk wordt het wel pure horror, maar dan zonder geesten en spoken. Ik moet het nog gaan ontdekken, ik ben net 4.000 woorden op weg.
- Heb je nu, na zeven boeken, het vertrouwen om zonder twijfel een verhaal te schrijven?
Nou, weet je, je kunt het met je verhalen nooit iedereen naar de zin maken. De een vindt het fantastisch, de ander helemaal niets. En er zijn een handjevol mensen die het ‘gewoon’ leuk vinden. Soms heb ik wel reacties gekregen die me deden twijfelen om door te gaan. Maar dat hoort erbij. Ook in negatieve kritiek kan altijd iets zitten wat je kunt gebruiken, tips waar je wat aan hebt. Maar die twijfel blijft. Elke keer dat mijn vinger boven ‘Verzenden’ zweeft om een manuscript naar de uitgever te sturen, moet ik een drempel over die zo hoog is als de Mount Everest. Je geeft jezelf ermee bloot.
- Heb je tips voor schrijvers die diezelfde berg beklimmen?
Ja. Heb je verhalen in je hoofd? Schrijf ze op. En als je op een punt komt dat je echt niet meer weet hoe je je verhaal beter kunt maken, stuur het dan op naar een uitgever of redacteur. En naarmate je meer schrijft, durf je meer van jezelf te geven. Dan komt de diepgang. Met Drakenspoor heb ik alles opgeschreven, puur zoals ik het voelde. Dat was zo fijn.
- Dat was met een mannelijke hoofdpersoon, was dat lastig voor je?
Nee, helemaal niet. Ik heb in zes van mijn boeken bewust voor een vrouwelijke hoofdpersoon gekozen. Er was daarna een tijd een trend gaande dat iedereen zijn of haar verhaal met een vrouwelijke hoofdpersoon schreef. En ik ben altijd wat tegendraads, dus besloot ik in Drakenspoor een man als hoofdpersoon te introduceren.
Ik vond het heerlijk om in de huid van een man te kruipen. Hoe zou een man op bepaalde dingen reageren? Ik heb het aan mijn man laten lezen en die herkende de keuzes. In de Kit Guardner-serie is er ook een grote rol voor haar broer Jim. Ik vond het ook altijd heerlijk om over zijn personage te schrijven. Naarmate de serie vorderde, werden Kit en Jim beiden even belangrijk voor me.
- Merk je dat er een kentering zit in hoe mannen en vrouwen in verhalen worden neergezet?
Dat weet ik niet, maar toen ik begon met schrijven vond mijn redacteur het verfrissend dat ik een vrouw als hoofdpersonage gekozen had. Toen ik Drakenspoor had ingestuurd kreeg ik juist weer een compliment voor de verfrissende keuze voor een mannelijke hoofdrol. De aandacht voor de trend naar vrouwelijke hoofdpersonages slaat momenteel misschien een beetje door; een beetje het hashtag-me-too-effect. Ik vond het leuk om in Drakenspoor een doodgewone, aardse vent in een fantasiewereld te zetten en te kijken wat er gebeurt.
- Is het makkelijker om verhalen gepubliceerd te krijgen op dit moment?
Aan de ene kant wel, maar met alleen al in Nederland meer dan 40.000 nieuwe titels per jaar is het aanbod enorm en dat maakt het moeilijk om boven te komen drijven. Niet iedereen kan of wil een verhaal via een uitgever publiceren. Er wordt vaak een eigen financiële bijdrage van je verwacht, waardoor de drempel hoger wordt. Uitgeven in eigen beheer is dan een optie, maar ook daar zijn kosten aan verbonden. Want wil je dat je verhaal goed leesbaar is, dan zul je er redactie op moeten loslaten. Als je eenmaal een verhaal hebt gepubliceerd dat erg veel fouten bevat, dan is de kans groot dat lezers jouw verhalen voortaan links laten liggen. Vraag je af wat je wilt met je verhalen. Wil je uitgegeven worden of vind je het gewoon leuk om te schrijven? Voor mij is het belangrijk dat mijn verhalen worden gelezen en met de ondersteuning van een uitgever is het makkelijker om een breder publiek te bereiken. Al is sciencefiction daarbij best een lastig genre, fantasy is veel breder.
- SF is een heel populair genre geweest. Nu is het vooral fantasy en Young Adult. Waarom is dat zo gelopen, denk je?
Het fantasy-aanbod is momenteel erg groot, maar sciencefiction is wel weer heel erg in opkomst en ik spreek auteurs om me heen die op dit moment ook met SF bezig zijn. Wat belangrijk is, is dat je verhalen schrijft die een ziel hebben en niet omdat het commercieel interessant zou zijn.
Wat ook meespeelt is dat mensen even willen ontsnappen aan de werkelijkheid. Je kunt geen radio of televisie aanzetten of je hoort enkel over problemen, dreigingen, oorlogen en aanslagen. In fantasyboeken is dat ook zo, maar dat zit je in een andere wereld, vaak eentje met magie. Je kunt je vereenzelvigen met de hoofdpersoon die krachten bij zichzelf ontdekt en dat is heerlijk.
- Maar technologie is toch ook een soort van magie?
Jazeker. Laatst zag ik een YouTube-filmpje waarin een theorie uiteen werd gezet over hallucinaties en realiteit. Dat gaat best diep: de strekking daarvan is dat alles wat je ziet en doet een hallucinatie is. Maar omdat we met elkaar hebben afgesproken dat dit de realiteit is, ervaren we dat ook zo. De vraag is hoe je die hallucinaties moet interpreteren. Wie zegt ons dat we niet in een of andere capsule leven, zoals in The Matrix? Of in een knikker zoals in Men in Black?
- Genoeg te schrijven over SF-ideeën.
Precies. Mijn huidige SF-verhaal is al 25.000 woorden op weg. Maar wat schrijven betreft komt er vaak wat tussen, of het is een zonnige dag. Dan wacht ik tot het regent. Maar het borrelt en doet en dan komt er een moment dat het moet gebeuren. Ik kan mezelf wel dwingen om elke dag te schrijven, dat komt meestal als ik heel erg in een verhaal zit. Dan schrijf ik elke dag minimaal een half uur. Tot die tijd zit het in mijn hoofd en tik ik snel alle ideeën onder het verhaal, tot alles is uitgewerkt.
- Heel veel dank voor je tijd.
Jullie bedankt voor het bieden van het platform. Ik vond het leuk dat je compleet andere vragen stelde dan andere interviewers. Dit ging veel dieper.
- Dat is het doel van Modern Myths. Goed te horen dat het overkomt.
Meer informatie Pepper Kay
De boeken van Pepper Kay vind je op www.futurouitgevers.nl en op www.pepperkay.com
Meer Modern Myths interviews lees je hier.
© 2015-2024 Modern Myths – oorspronkelijk gepubliceerd onder redactie van Fantasize.nl
Reactie plaatsen