Krachteloos
Daniel Warmoeskerken
We vieren het elk jaar op 6 juni. Geen mens op aarde kan je precies vertellen waar dat ding vandaan kwam en toch vult het onze geschiedenisboeken. Het voelt alsof we er allemaal bij zijn geweest toen het begon, onnoemelijk lang geleden.
Naar de mens van voor de evolutie kijkt niemand meer om. Onwetend als ze waren, dachten ze niet in staat te zijn meer uit zichzelf te halen. Hun verlangens waren egoïstisch en langzaam vernietigden ze de planeet. Ze vernietigden het land waar ze tegelijk voor vochten om het toe te eigenen. Films over oorlog of armoede draaien alleen nog in historiehuizen en musea, de meeste boeken zijn verbrand. Ooit kwam ik een citaat tegen dat ongeveer zo luidde: “Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd deze te herhalen.” Wijsheid van het oude ras, maar niemand meer die dat gelooft. We gedenken alleen onze successen, want falen gebeurt niet langer. Onze planeet en de mensheid is gered nu we boven zelfdestructie geëvolueerd zijn. Dat was allemaal te danken aan die ene dag in juni.
Op 6 juni 2033, volgens de oude telling, schoot een onbekende planetoïde de aardse atmosfeer in. De ongelooflijke snelheid waarmee het op ons afkwam, gaf ons te weinig voorbereidingstijd. Noodonderbrekingen werden tussen de dagelijkse programmering uitgezonden, waarschuwingsberichtjes verschenen op onze telefoons en elke website kreeg een pop-up. Binnen twee uur kwam de inslag midden in de Atlantische Oceaan. Een planetoïde van vernietigende omvang. Groot genoeg om die hele zee in torenhoge golven het land op te duwen, wat daarvan nog overgebleven was na de impact. Geliefden omarmden elkaar. Plundering was niet aan de orde, niemand had er nog iets aan. De meesten wachtten geduldig het einde af, biddend. Sommigen gaven het meteen op. We keken toe hoe dat immense voorwerp naar beneden stortte alsof het de hemel zelf was. En net toen de planetoïde ons wateroppervlak raakte, verdween het. Het massieve, vlammende voorwerp barstte uiteen in minuscule deeltjes die glinsterden in de zon en oplosten in het water. Even was daar vreugde. We waren wakker geschud.
Na het “valse” alarm pakte de mensheid het leven met moeite weer op. De aarde was niet zoals voorheen. We hadden de dood in de ogen gekeken en dat bracht inzicht. De miljardairs van de wereld financierden onderzoeken naar de herkomst van het voorwerp en onze technologie maakte reuzesprongen zodat we elk uur van de dag een groot deel van ons universum in de gaten konden houden. We waren zo naar boven aan het kijken dat we niet bezig waren met wat er hier gebeurde. Het eerste bericht van de infectie kwam uit Europa. Een Spanjaard flikkerde. Zoals een oude lamp aan- en uitflikkert, zo flikkerde de Spanjaard. Soms zag je hem en soms verdween hij. Zijn kleding, en de voorwerpen die hij vasthad, bleven, maar zijn lichaam werd onzichtbaar. Als een strook kerstverlichting begonnen steeds meer mensen te flikkeren en daar bleef het niet bij. Sommigen bleken ineens te kunnen zweven en weer anderen vlogen in brand zonder pijn te voelen of wonden te krijgen. In een tijdsbestek van acht jaar transformeerde de gehele beschaving. Het was een gift dat letterlijk uit de hemel kwam vallen en bracht, tegen ieders verwachting in, het beste in de mens naar boven.
De mensheid gebruikte hun krachten in hun voordeel en de gaven die het meest aan bod kwamen, evolueerden nog verder. Krachten die niet hielpen bij het bijdragen aan de samenleving, zoals het onzichtbaar worden of in brand staan, verdwenen en maakten plaats voor betere alternatieven. Zij die het weer konden beïnvloeden brachten water naar de droogste plekken. De organismedupliceerders maakten kopieën van dieren wat resulteerde in een overvloed aan vlees, vis en planten. De gedachtelezers waarborgden de veiligheid door mensen eruit te plukken die snode bedoelingen hadden met hun krachten en de kinetici, die voorwerpen met hun gedachten konden verplaatsen, bouwden in dagen wat anders jaren zou duren. Het voorwerp dat onze ondergang leek, werd onze redding. De opgeloste planetoïde zorgde ervoor dat het aardse water de mensheid hielp te evolueren.
Met de opkomst van deze krachten verdween de noodzaak van aan voortplanting. Ruim de helft van de wereldbevolking bleek onvruchtbaar geworden, maar zelfs dat werd met open armen ontvangen. We hadden een aarde die ons kon onderhouden zonder vernietigd te worden door overbevolking. Zonder een biologische klok die ons dwong om voort te planten. Op den duur zou de bevolkingsgroei stabiel zijn en blijven steken op een behapbaar aantal voor de planeet. En mocht de mensheid met uitsterven bedreigt worden, dan zouden organismedupliceerders of wetenschappers vast wel een succesvolle manier van klonen hebben gevonden. We konden leven!
In deze wereld ben ik geboren. De samenleving had zich teruggetrokken tot zo’n honderd steden met in elk ongeveer twee miljoen inwoners. Een aantal dat al een paar eeuwen stabiel was. Mijn ouders hielden van elkaar, waren vruchtbaar en hadden de behoefte om een kind te krijgen. Uit deze samensmelting kwam ik, een minuut na middernacht geboren op 6 juni, de feestdag van de nieuwe telling. Mijn moeder behoorde tot een groep die gaianen werd genoemd, mensen die planten onnatuurlijk snel konden laten groeien. Mijn vader was een kineticus en brak gebouwen af in gebieden die niet langer bewoond werden. Hij droeg bij aan moderne creaties in de bewoonde wereld. Eon, zo noemden zij mij. Op school leerde ik onze geschiedenis alsof ik erbij was. We leerden te spreken in wij en hadden het over onze wereld. We leerden beter te zijn. Ik leerde dat dat voor mij niet weggelegd was.
Het is niet vanaf de geboorte duidelijk welke krachten we bezitten. Sommige baby’s zweven al of laten kamerplanten groeien voordat ze kunnen brabbelen, maar dat wil nog niet zeggen dat ze daadwerkelijk die kracht zullen houden. Het is alsof er aan een rad van fortuin wordt gedraaid dat steeds langzamer gaat. Soms denk je dat hij gestopt is en dat je kracht duidelijk is, maar dan blijk je toch alweer op een volgend vlak te staan. Waar mijn klasgenoten spontaan begonnen te zweven, bleef ik zitten. Terwijl regenwolken samenpakten als zij verdrietig waren, scheen de zon wanneer ik niet kon stoppen met huilen. Op mijn twaalfde begon mijn moeder zich zorgen te maken. Mijn vader vond dat onnodig, aangezien sommige krachten pas stabiliseerden tussen de zeventien en eenentwintig jaar. Toch gingen we naar een gedachtelezer om te zien of die meer kon ontdekken. Zijn kantoor zat in een torenhoog gebouw. De hele ruimte was omgeven door glas, waardoor het leek alsof het in de lucht zweefde.
‘Hier is het rustiger dan beneden. Daar zijn te veel gedachtespinsels om te negeren,’ glimlachte hij ons vriendelijk toe. Hij schudde de handen van mijn ouders en begroette hen. Mij keek hij slechts aan met een lach die ik niet kon plaatsen. ‘Zeg je geen gedag terug?’
Ik zocht de blik van mijn ouders, niet begrijpend wat er gebeurde. De ogen van de gedachtelezer werden groot en zijn mond zakte open. Mijn moeder pakte zijn arm vast en schudde wild. ‘Dokter? Dokter, wat is er? Zeg iets! Gaat het goed?’
‘Ik hoor niets,’ zei hij, nog altijd achteruitdeinzend. ‘Ik hoor hem niet denken.’
‘Ik denk wel,’ protesteerde ik. ‘Ik denk wel!’
Het duurde even voor iedereen bedaard was. De gedachtelezer vroeg mijn vader of hij ooit had geprobeerd mij “op te tillen”. Kinetici gebruikten hun krachten nooit op mensen, uit angst dat ze misschien niet alles zouden verplaatsen en er iets “achterbleef”. Toch besloot mijn vader mij een stukje op te tillen, zo minimaal dat het geen kwaad kon. Eerst zweefde de stoel waar ik op zat, toen begon mijn kleding te wapperen alsof de wind om mij heen suisde. Ikzelf bleef doodstil zitten. Onwrikbaar op de stoel die net boven de vloer hing.
‘Vreemd,’ zei mijn vader. Zijn frons verraadde dat hij diep nadacht. ‘Ik lijk hem niet te kunnen tillen. Ik krijg geen grip op hem.’
‘Dan denk ik te weten wat hij is,’ verklaarde de gedachtelezer. ‘Hij staat los van de krachten die we kennen.’
Zijn kennis bleek eerder een gok. De man wist helemaal niet wat ik was, niemand wist dat. Iedereen kon ingedeeld worden in een categorie: gaianen, kinetici, sonischen, gedachtelezers, hydro’s, tempests. Tientallen categorieën en alsnog geen voor mij. In deze wereld was ik alleen. In deze wereld voelde ik me niet thuis.
Bijna niemand interesseerde zich in de geschiedenis van voor de evolutie. De mensen van toen werden gezien als inefficiënt, slaven van de media en vernietigers van hun eigen zijn. Op hen werd neergekeken als op straatvuil. Zij kregen niet eens de kans om zich te verheffen tot een uitgestorven ras waar men onderzoek naar deed. Ik vind de mens van toen juist interessant. In de historiehuizen draaien ze films van toen op oude projectoren. In de meeste van die films waren er geen mensen die hun krachten konden gebruiken om problemen op te lossen. Vooral rampenfilms lokten mij, aangezien ik zag hoe vindingrijk de mens werd in dat soort situaties. Zelfs zonder gaven waren ze in staat om onmogelijke dingen te bereiken. Sommige films vertelden wel over mensen met speciale krachten, maar die waren altijd in de minderheid. Ze werden niet begrepen door krachteloze mensen zoals ik. Toch waren hun gaven altijd de aanleiding waardoor ze als helden werden ontvangen. Kon mijn krachteloze bestaan ook een heldenstatus bereiken? De romantische films liet ik al snel achterwege. Daten leek op geen enkel vlak op hoe het er nu aan toe gaat. Natuurlijk ontmoette je nog steeds mensen bij sociale evenementen, maar de gesprekken waren heel anders. Sommige krachten waren gewoon geen goede match en anderen konden juist niet zonder elkaar. Gedachtelezers zochten elkaar altijd op, net als dupliceerders. De eerste vraag op een date was dan ook: “En, wat bén jij eigenlijk?” Hoe kon ik uitleggen dat ik niets kon? Dat ik niets was?
Annemoon was anders. Haar ouders waren hydro’s, net als zij. Vervuild water konden zij opnemen in hun huid. De vuile stoffen werden in donkere wolken uitgeblazen, opgevangen en gezuiverd. Schoon water gleed uit kleine openingen in hun vingertoppen alsof ze levende fonteinen waren. Ze waren zeldzaam, maar zeer belangrijk voor de samenleving. Niet alleen zorgden ze voor drinkwater, de meeste hydro’s wekten ook energie op in watercentra. Hun mogelijkheid om onder water te ademen droeg daar aan bij. Ze hadden een zware baan, maar de compensatie was waanzinnig. Een goed salaris, veel vakantie en werkdagen van vier uur. Nooit eerder ontmoette ik er een, totdat zij me aansprak in een kroeg waar ik wekelijks mijn eenzaamheid wegdronk. Haar vriendin kon mijn gedachte niet lezen en Annemoon wilde weten waarom. Ik vertelde haar de waarheid.
‘En je denkt niet dat er nog iets gaat komen?’ Het gebeurde vaker dat iemand nieuwsgierig naar me was en dacht dat ik nog wel iets zou ontwikkelen. Annemoon leek me in het begin ook zo’n type.
‘Nee, ik heb nooit symptomen gehad, behalve dan dat ik immuun ben voor de gaven van anderen.’
‘Dan is dat toch jouw kracht, Eon.’
‘Wat? De kracht van niets kunnen?’
Ze giechelde. ‘Er zijn zoveel categorieën en jij bent de enige die daarbovenuit steekt. Dat is toch prachtig? Mijn leven is al vanaf mijn geboorte bepaald. Mijn ouders waren hydro’s en vruchtbaar, dus moesten ze mij wel krijgen.’
‘Is het hydro-gen erfelijk?’
Annemoon schudde haar hoofd. ‘Nee, maar het vergroot de kans. Ik bleek er een te zijn, wat goed is, anders was ik in een adoptiegezin terechtgekomen en hadden ze het gewoon nog eens moeten proberen. Als hydro kreeg ik privileges, maar regelmatig werd ik daarom met de nek aangekeken. Mijn klasgenoten konden hun gedachtes dan wel verbergen voor de gedachtelezende docent, maar hun houding vertelde mij genoeg. En ergens begreep ik het. Ik begreep hun verlangen om een zekere toekomst te hebben met een droombaan, maar Eon, ik heb geen keuzes. Mijn ouders konden niet kiezen en ik ook niet. Zelfs mijn naam, die zeebloem betekent, is bepaald door mijn krachten.’
Ze keek me aan en ik denk dat het de alcohol was die me een stap naar voren liet zetten en haar kuste. Even aarzelde ze. Een blos verscheen op haar wangen. Haar vingers vonden de mijne en ze trok me mee. We vonden een park aan de rand van de stad waar we elkaar omhelsden en waar we kusten. We lagen op het gras en keken hoe de zon opkwam. De eerste Joggers en werklui kwamen voorbij.
‘Moet jij niet werken?’ vroeg ik haar.
‘Nee, ik heb een late dienst. Jij?’
‘Ik ga nog naar school.’
‘Echt? Wat doe je?’ Ze legde haar hoofd op mijn schoot en staarde naar een vijver verderop.
‘Geschiedenis,’ vertelde ik.
‘Echt? Bestaat dat nog?’
‘Ja. Het is een kleine studie.’ Ik schokschouderde. ‘Mijn klasgenoten zijn vooral gedachtelezers. Ze schrijven teksten of scripties over het begin en de beschaving voor de evolutie. Het is een stervende studie.’
‘Is dat niet confronterend?’ Ze schrok zelf van haar vraag en ik glimlachte om haar gerust te stellen.
‘In die tijd waren de meesten zoals ik. Het is fijn om daarmee bezig te zijn.’
Hoe we daar lagen, kijkend naar de vijver en pratend over onze levens, probeer ik altijd bij me te houden. Die zomer werd ik negentien, zij was vijfentwintig. Ik herinner me haar nog goed. We deden heel rustig aan met onze relatie, maar na een tijdje wilde ik Annemoon aan mijn ouders voorstellen. Ik vroeg om haar toestemming en ze huilde.
‘Oh, Eon, het spijt me zo,’ zei ze door haar tranen heen. ‘Ik… Ik ben vruchtbaar.’
Ze had me genoeg over hydro’s verteld en ik wist wat dat betekende. Ze zou uitgehuwelijkt worden. We wisten dat we geen kans hadden om samen te blijven. Om te vluchten. Buiten de bewoonde gebieden zouden we nooit in leven kunnen blijven en daarbinnen zouden gedachtelezers ons verraden. We deden het enige wat twee geliefden konden doen. We beminden elkaar en namen afscheid. De volgende dag hoorde ik dat ze dood was. Verdronken toen ze in een bassin sprong en adem wilde halen. Pas toen ze boven kwam drijven hadden ze door dat er iets mis was. Na onze ontmoeting waren haar krachten verdwenen.
Vanaf het moment waarop ontdekt werd dat ik geen krachten had, tot mijn vijftiende, hebben ze me onderzocht. Ze konden niets vinden, niets om bang voor te zijn en ik werd als krachteloze de wereld ingestuurd. Mijn ouders hielden nog net zoveel van me en ze hielpen me mijn interesse in de geschiedenis te ontdekken. Mijn moeder is zelfs eens meegegaan naar zo’n oude film. Desondanks stond ik bekend om mijn abnormaliteit en toen ontdekt werd dat Annemoon net zo menselijk als ik was geworden, werd de link snel gelegd. Een stukje van Annemoon draag ik nog altijd in me mee. Na onze laatste nacht is er iets in mijn verandert. Ik ben geen hydro, ik kan niet onder water ademen en ik ben niet in staat om gezuiverd water uit mijn vingers te laten schieten. Toch gebeurt er iets met het water dat ik aanraak. Dat ontdekte ik toen mijn moeder haar gaiaanse krachten verloor.
Wat er uiteindelijk met mijn ouders gebeurd is, weet ik niet. Mijn vader hielp me uit de stad te ontsnappen en ik heb hem daarna nooit meer gezien. Inmiddels is dat veertig jaar geleden. Er is eindelijk een categorie toegevoegd waarin ik ingedeeld kan worden: Neutralizator. Vanaf een afstandje kreeg ik politieke debatten mee. Sommigen wilden mij gebruiken om mensen die hun krachten misbruikten te neutraliseren, maar de meesten vonden mij een gevaar voor de samenleving. Een dreiging voor de evolutie. Als krachteloze bleek ik in hun ogen een dreigende macht te bezitten die ze niet konden handhaven. Lange tijd koesterde ik wraakgevoelens. Ik denk dat ik daarom elke vijver, rivier, beek of plas aanraakte die ik tegenkwam. Hoewel ik niet zo spectaculair op aarde ben gekomen, zoals het voorwerp dat de mensheid onze krachten gaf, ben ik uiteindelijk zijn tegenpool. De evolutie heeft de oude beschaving achter zich gelaten toen het nodig was, nu ben ik de reactie.
Krachtelozen zijn niet vreemd meer. Wat ik kan, werkte als een nieuwe infectie en die heeft zich de afgelopen decennia flink verspreid. Als neutralizator besmet ik mijn omgeving. In de toekomst zullen er meer van ons zijn dan van kinetici, gaianen, hydro’s of andere verhevenen. Ikzelf trek verder naar het zuiden. Mocht je dit lezen, dan kun je me achterna komen. Let wel! Geen water is veilig voor mij, dus drink niets wat je niet zelf meeneemt.
Ik weet nu weer van wie dat citaat is. Over het herhalen van de geschiedenis. Gedoemd is zo’n slecht woord, vind je niet? Ik zie het als een tweede kans. Een nieuwe genesis. Na een periode van rust die de aarde stabiliteit bracht, is het tijd om terug te keren naar wie wij werkelijk zijn. Nu kunnen we laten zien dat we het ook kunnen zonder invloeden vanuit de ruimte. We bouwen de mensheid opnieuw op. We maken iedereen weer uniek. Nu denk je daar nog anders over. Je ziet niet dat wij slaven zijn van dat ding dat lang geleden in onze zee verdween. Neutralizator, dat is hoe ze mijn categorie noemen. Ik laat dat niet voor mij bepalen. Noem mij een verlosser. Dat is mijn ware kracht.
Krachteloos – Daniel Warmoeskerken
Daniel Warmoeskerken werkt als docent Nederlands op een mbo-school in Eindhoven. Zijn studie is een gevolg van zijn voorliefde voor taal en literatuur. Gewapend met een bioscooppas probeert hij geen film te missen. In zijn vrije tijd kijkt hij series, leest hij manga en boeken of schrijft hij verhalen. Hij vindt het heerlijk om boeken met films te vergelijken; niet om aan te geven welke beter is, maar om te zien wat een verandering van medium kan doen met een verhaal. Zijn favoriete schrijver is Stephen King en er gaat geen jaar voorbij zonder het kijken van Cloud Atlas, Jurassic Park of een Disney-film. Daniel is eindredacteur en recensent voor Modern Myths, boekredacteur bij Uitgeverij Macc en van zijn hand verscheen bij uitgeverij Zilverbron de urban fantasy Hellehonden.
Meer verhalen als Krachteloos? Kijk in onze rubriek Moderne Mythes: Verhalen!
© 2019-2024 Modern Myths / Foto bij Krachteloos: Stefan Stefancik (Canva.com)
Reactie plaatsen