De kleuren van Dalik (deel 1, hoofdstuk 1)
Benne van der Velde
1
Het was doodstil op het gigantische slagveld. Letterlijk. Deze stilte, niet ongewoon na een storm van bloed, tranen en vroegtijdig bruut beëindigde dromen over onsterfelijke eer was bijna tastbaar. Het stonk er verschrikkelijk. Uit de talloze lijken die er uitzagen alsof deze twee menselijke legers geen strijd hadden geleverd maar door één van de oude goden zo vanuit haar plek tussen de wolken opgepakt, door elkaar gehusseld en lukraak op het land eronder gekwakt waren, steeg een dikke, bijna mistige warmte op. Omdat het windstil was, wat maar weinig voorkwam op dit hooggelegen slagveld, bleef die mix van dode lijfgeuren, de stilte en de warmte lang hangen. Op een wereld waar oorlogen gemeengoed waren en haar soldaten qua verschrikkingen daarom echt wel wat gewend, was het er daar en op die dag, in de uren na die specifieke strijd en onder de omstandigheden dan ook op een zeldzaam voorkomende wijze onhoudbaar, zelfs voor de geharde mens én even gehard lastdier..
Voor Dalik was het de mooiste dag van zijn jonge leven. Hij was een Dlek en daardoor niet voorzien van een goed reukorgaan. Of beter gezegd, niet meer. Ontelbare jaren van met bijna vaste regelmaat uitgevochten oorlogen, op een vast klein aantal daarvoor aangewezen slagvelden, hadden gezorgd voor een versnelde fysieke mutatie bij de paar families die zich sinds heugenis met het ruimen van de lijken mochten bezighouden. Wie hen ooit dit recht had vergund was vergeten. Deze wereld was er één van vaste rituelen en vastgeroeste gewoonten en omdat het smerig werk was en de menselijke rassen die rest van de intelligente en minder intelligente wezens overheersten ijdel en bijzonder bijgelovig waren, was er geen verandering van dat recht gewenst geweest. In ieder geval de eerste paar honderd jaar niet. Het was naast smerig werk ook een bijzonder lucratieve bezigheid, die deze groep naast veel rijkdom ook op net zoveel afgunst en afkeer van de rest van de bevolking was komen te staan.
Op een gegeven moment konden deze families dan ook letterlijk niets anders meer doen. Ze werden langzaam maar zeker outcasts waarmee gretig gehandeld werd, maar met omgekeerd evenredig veel tegenzin samengeleefd. En als er een bijzonder grote slag plaatsgevonden had, dan verschenen er veel vreemden, die zich niet zelden bijzonder hardhandig de bezittingen van de dode ridders toe hadden geëigend. Niet zelden volgde dan een officieuze slag na de slag. Slagen die de Dleks bijna altijd verloren. Omdat er in de laatste generaties vaak bijzonder grote veldslagen uitgevochten waren, was de rijkdom van de Dleks snel minder groot geworden, totdat zij zo goed als verdwenen was. Wat overbleef was hun weliswaar steeds meer misplaatste maar navenant groeiende trots, hun door vele generaties van binnen de families huwen en baren zwakke gestel en langzaam maar zeker verminderde geestelijke vermogens én hun afgestompte reukzin. Het ging, kortom, niet goed met de Dleks. Nog een paar generaties en ze zouden weggevaagd en vergeten zijn geraakt. Er was niemand die om hen zou treuren.
Maar Dalik, zoals zoveel van zijn leeftijdgenoten, was zich zo goed als niet van dit verleden bewust. Hij was zich amper bewust van iets anders dan zijn plek onder de hemel, zijn knokige, slungelig lange lijf, zijn directe familie en het werk dat hij deed sinds hij kon lopen. Natuurlijk waren er de verhalen over het roemrijke verleden van zijn familie, maar die werden steeds minder verteld. Hij was die dag op weg gegaan met zijn oude vader, zijn oom en tientallen andere Dleks. Op weg naar dat werk, op weg naar eerdergenoemd slagveld. Toen de kolossale hoorns die bij elk slagveld stonden opgesteld het einde van de strijd hadden aangekondigd, had zijn vader hem voor het eerst tot Kleeck benoemd. Dit betekende dat hij hoofd van de expeditie was; het was aan hem om de beste wapens en andere waardevolle overblijfselen van de strijd te ontdekken en aan te wijzen, waarna de rest van zijn groep deze spullen zouden bergen. Tot slot zouden de lijken geborgen worden. Als Kleeck hoefde hij dat klusje niet helpen klaren. Hij zwol van trots en nam zich voor om de mooiste spullen ooit te vinden. Toen de groep de top van de heuvel bereikten en merkte dat het er smerig warm en belangrijker, wel heel bijzonder stil was, bereikte zijn stemming een hoogtepunt. Er waren geen andere mensen te bekennen! Dit zou wel eens een uitzonderlijk goede dag kunnen worden!
De kleuren van Dalik
Benne van der Velde (1974) schreef tot nu toe sci-fi en fantasy voor SFterra, The Flying Dutch, Fantastische Vertellingen en de Ganymedesbloemlezing jaargang 16. Samen met Hiekelien van den Herik schreef hij het ridderspektakelstuk ‘de gemaskerde ridder’ die door theater-/zwaardvechtgroep Ridderspoor o.a. in het Archeon, tijdens De Kasteeldagen en op een Elfia-fantasyfair werden opgevoerd. Twee ultra korte fantasyverhalen voor op fantasywereld.nl zijn in voorbereiding.
Benne publiceerde gedichtenbundels bij verschillende uitgeverijen en zijn verzen werden opgenomen in allerlei literaire tijdschriften en bloemlezingen. Dit jaar verschijnt zijn prozadebuut ‘Afghaan.’
Voor alle info: bennevandervelde.nl
Reactie plaatsen