Schrijvers en kunstenaars laten zich vaak inspireren door andere werken. Zo herken je regelmatig elementen van klassieke verhalen in nieuwe boeken. Dit verschijnsel wordt “intertekstualiteit” genoemd en kom je overal tegen. Soms zelfs zonder dat je het door hebt. In zijn column De intertekstualiteit van Er zal eens… neemt auteur Django Mathijsen je mee langs de verwijzingen in zijn verhalen en die van co-auteur Anaïd Haen naar onder andere zombies, cyborgs en robots!
Vaak bevatten (literaire) werken, bedoeld of onbedoeld, verwijzingen naar andere werken. Dit wordt in de literatuurwetenschap “intertekstualiteit” genoemd. Die verwijzingen en verbanden kunnen vele verschillende vormen aannemen. Zo kunnen elementen uit historische werken letterlijk zijn overgenomen. Dit zien we bijvoorbeeld in de Harry Potter-verhalen waarin naar, onder andere, de Griekse mythologie wordt verwezen. Zo duikt de driekoppige hond Cerberus op als “Fluffy” (Pluisje) en de hippogrief als “Buckbeak” (Scheurbek).
Een andere vorm van intertekstualiteit treedt op als een verhaal of verhaalelement geïnspireerd is door een ander verhaal. Vaak zie je dat er niet eens meer in terug, tenzij je het weet. Het leukste voorbeeld hiervan binnen de fantastische genres vind ik hoe de moderne zombie ontstaan is.
De klassieke en de moderne zombie
Als je in de eerste helft van de twintigste eeuw over zombies schreef of sprak, had je het bijna altijd over de klassieke zombie zoals die vanuit de cultuur van Haïti in de Westerse cultuur terecht is gekomen. Daarin is de zombie een mens die is doodgegaan, maar door een betovering opstaat uit de dood. Deze ondode moet verder als willoze slaaf van de tovenaar.
De moderne zombie daarentegen is een mens die door de beet van een andere zombie is geïnfecteerd. Met als gevolg dat hij of zij een door instinct gedreven ondode wordt. Zonder denkvermogen, maar met een permanente honger naar mensenvlees.
Van Dracula naar de Zombie Apocalyps
Die verandering van de zombie werd ingezet toen Richard Matheson I Am Legend (1954) schreef. Hij kwam al op het idee voor het verhaal toen hij als zestienjarige de film Dracula zag. In de slotscènes daarvan vocht één angstaanjagend, bovennatuurlijk wezen tegen een meute van gewone mensen. Matheson dacht: wat krijg ik als ik dat omdraai?
Toen hij jaren later I Am Legend schreef, liet hij daarom één man zien die probeert te overleven in een wereld waarin alle andere mensen door een bacteriologische infectie vampiers zijn geworden. Dit verhaal inspireerde George A. Romero weer tot Night of the Living Dead (1968). De moderne zombie was geboren. Wanneer je zo’n verhaal over een moderne zombie leest, zou je het verband met het Dracula-verhaal niet vermoeden.
(On)zichtbaar
Diezelfde techniek – het omkeren van de eenling en de meerderheid – heb ik toegepast toen ik het verhaal De Zichtbare Man voor de verhalenbundel Wonderwaan 19 schreef. Het thema voor dat nummer was “Klassieke Kreaturen”: iconische bovennatuurlijke wezens uit de Amerikaanse films van de jaren dertig tot vijftig van de twintigste eeuw. Ik koos H.G. Wells’ verhaal, De Onzichtbare Man, dat in 1933 is verfilmd met Claude Rains in de titelrol. Het succes van die film leidde tot diverse variaties, o.a. met Vincent Price en met Abbott en Costello in de hoofdrol.
Ik wilde niet zomaar H.G. Wells’ idee overnemen. Dat zou mijn eer te na zijn. Het moest een origineel verhaal worden. Dus hoe kon ik een origineel verhaal schrijven, gebaseerd op het oorspronkelijke concept? Uiteindelijk kwam ik op het idee: hoe zou het verhaal zijn als de wetenschapper die de hoofdrol speelt niet de enige onzichtbare mens ter wereld was, maar de enige zichtbare?
Nu is in dat verhaal de link naar het verhaal dat het inspireerde overduidelijk. Dat was ook de bedoeling. Een verhaal echter waarin echo’s van een klassiek verhaal terug te vinden zijn, maar waaraan je het (kennelijk) niet kunt terugzien… Anaïd Haen en ik hebben op zijn minst twee van die verhalen geschreven. Ze zijn allebei gepubliceerd bij Uitgeverij Zilverspoor in de verhalenbundel Er zal eens…
Trek Sagae 2017
Het eerste verhaal schreef Anaïd voor de laatste editie van de onafhankelijke, anoniem gejureerde verhalenwedstrijd Trek Sagae: die van 2017. Daar bereikte het de derde plaats. Anaïd haalde in die editie overigens ook de eerste plaats. En wel met een verhaal dat eveneens in Er zal eens… te lezen is: Oma in de wielen gereden.
Ikzelf kwam toen tot de vijfde plaats. En ook dat verhaal is in Er zal eens… gepubliceerd. Het is het verhaal met de langste titel, zowel in de bundel als in de wedstrijd. Hetgeen overigens mede het gevolg was van een berichtje van collega-auteur Mike Jansen dat hij het verhaal met de waarschijnlijk langste titel in de wedstrijd had ingestuurd. Daar moest ik natuurlijk overheen, dus stuurde ik mijn verhaal in met mijn werktitel. Misschien had ik die titel anders nog ingekort, maar zo won ik dat privé wedstrijdje met grote afstand. Nou paste die lange titel ook bij dat verhaal, want dat zette vol in op humor.
Morfodysforie
Maar terug naar Anaïds intertekstualiteit. Anaïds verhaal was geïnspireerd door de manier waarop mensen zich te buiten kunnen gaan aan plastische chirurgie. Verslaving aan cosmetische chirurgie is een psychische stoornis, verwant aan morfodysforie (ook wel bekend onder de Engelse naam “Body Dysmorphic Disorder”). Alles wat ooit technisch mogelijk is, zal door mensen worden aangegrepen. En vroeger of later zullen er mensen zijn die dit gaan overdrijven. Anaïd zag dit in de wereld om ons heen al gebeuren met alle mogelijke manieren om onze lichamen te verfraaien of veranderen: tatoeages, chirurgie, implantaten…
Meestal komt technische vooruitgang ten goede aan de mens, maar vaak gaat die ook gepaard met nadelen en problemen. En juist die zijn dan het terrein van de sciencefiction.
Cyborgverslaving
Zo is de plastische chirurgie ooit ontstaan om verwondingen of andere lichamelijke gebreken te kunnen “repareren”. Zowel functioneel als esthetisch. Een goede zaak: dit heeft veel patiënten geholpen. En zo zien we steeds meer technologie ontwikkeld worden om de functionaliteit van het menselijk organisme te herstellen of uit te breiden. Van implanteerbare hoortoestellen tot elektronische oogimplantaten.
Die elektronische oren en ogen zijn nu nog niet in staat om te wedijveren met gezonde menselijke oren en ogen. Maar als de technologie verder gaat, zal er ooit een moment komen dat kunstmatige organen beter worden dan menselijke. En net zoals we bij plastische chirurgie hebben gezien, zullen mensen met gezonde lichamen die niets mankeren, hun lichamen dan toch met die kunstmatige snufjes willen verbeteren. Ze zullen vrijwillig cyborgs worden: wezens die gedeeltelijk biologisch en gedeeltelijk machinaal zijn.
Hommage
Anaïd en ik hebben diverse verhalen geschreven waarin cyborgs een rol spelen. Bijvoorbeeld onze roman De Zwijgende Aarde: Tweeleed, gepubliceerd door Uitgeverij Quasis. En ook in mijn roman Roborecht, verschenen bij Uitgeverij Zilverspoor, komt een personage voor dat er bewust voor kiest om cyborg te zijn. Maar in het verhaal waarmee Anaïd bij Trek Sagae 2017 derde werd, dreef ze dat idee tot het uiterste door. Er zullen mensen verslaafd raken aan die technologische verbeteringen. Wat is dan het logische eindpunt?
Via een briljant stukje lateraal denken wist Anaïd een verband te leggen naar een verhaal dat ze had gelezen van Isaac Asimov. Ze kwam tot het inzicht dat het proces om steeds meer technologisch te willen worden feitelijk het omgekeerde was van het proces om menselijk te willen worden. Het is een concept dat Asimov aanvankelijk uitwerkte tot de novelette Tweehonderd jaar mens (The Bicentennial Man) in 1976. In 1992 maakte hij er de roman The Positronic Man van en in 1999 werd de film The Bicentennial Man erop gebaseerd met Robin Williams in de hoofdrol.
Zoals ik een hommage bracht aan Wells door zijn idee om te keren, zo bracht Anaïd een hommage aan Asimov en schreef De vrouw van een halve eeuw. Lang twijfelde ze of ze het verhaal wel met die titel moest insturen. We waren er zeker van dat de jury meteen de verwijzing naar Asimovs verhaal door zou hebben. Zou dat in goede aarde vallen of zou men het juist flauw vinden? Anaïd besloot het toch met die titel in te sturen. Tot onze grote verbazing bleek achteraf echter, dat geen enkel jurylid het doorhad.
Welk verhaal nog meer?
In de bundel Er zal eens… zit nog een tweede verwijzing naar een klassiek sciencefictionwerk. Het zit in een verhaal van mij en ook dat is voor zover wij weten nog door niemand opgemerkt. Nou is dat minder verbazingwekkend, want ook ikzelf had het pas laat door. Pas nádat ik het verhaal had geschreven en ingestuurd naar de wedstrijd waarvoor ik het had geschreven. Als je wil raden over welk verhaal het gaat en welke verwijzing erin te vinden is, lees dan nog eens de bundel voordat je hier verder gaat.
Als je het gevonden hebt, ben je een erg oplettende lezer. Ik schreef het verhaal voor Trek Sagae 2016 en won ermee de wedstrijd: “Vrijheid is standalone”.
De wens om te dienen
Het is een robotverhaal, maar eentje over een nieuw thema. Het gaat dus niet over robots die zelfbewustzijn hebben en burgerrechten verdienen, maar niet krijgen. Over dat thema zijn al veel verhalen geschreven. Het verhaal gaat ook niet over mensen die onterecht vinden dat er burgerrechten gegeven moeten worden aan zelfbewustzijn-simulerende robots (die dus geen echt zelfbewustzijn hebben). Daarover gaat mijn roman Roborecht.
Op een gegeven moment besefte ik dat er een tussenvorm mogelijk is, waaraan heel veel ethische vraagstukken kleven waarop ik nog geen antwoorden heb. Het uitgangspunt was: stel nou dat we in staat zijn om een robot te bouwen die als grootste wens heeft om te dienen. Een robot dus die slaaf wíl zijn. Is het ethisch om zo’n robot te bouwen?
Lastig te plotten
In eerste instantie wilde ik een verhaal maken over een wetenschapper die zo’n robot aan het ontwikkelen was. Maar het lukte me maar niet om daarvoor een bevredigende plot te bedenken. Terwijl ik over het thema nadacht, besefte ik dat (net zoals bij het thema dat in Roborecht wordt behandeld) zodra zo’n technologie wordt gemaakt, er niet alleen makers van die technologie zullen zijn, maar ook tegenstanders.
Door de plot niet om een wetenschapper te laten draaien, maar juist om de gevolgen van militante tegenstand, kon ik de verschillende ethische vraagstukken effectiever laten zien. Dus niet alleen: is het wel ethisch om een wezen te maken dat slaaf wil zijn? Maar ook: als je zo’n robot die niets liever wil zijn dan iemands slaaf, zou “bevrijden” van zijn of haar slaaf-zijn, doe je dat wezen dan niet een groot onrecht aan? Ongeveer net zoals extremistische dierenactivisten wanneer ze dieren bevrijden die niet buiten gevangenschap (meer) kunnen overleven?
Ethisch of niet?
Gevoelsmatig zou ik zeggen dat het onethisch is om een robot te maken die slaaf wil zijn. Maar daar heb ik geen waterdichte rationele argumentatie voor. Sterker nog: naarmate ik langer over het thema nadenk, besef ik onder andere dat er mensen bestaan die niets liever willen zijn dan iemands slaaf.
Persoonlijk begrijp ik die mensen niet. Ik weet wel dat ze bijvoorbeeld verlangen naar “een sterke leider”, die alles in hun leven voor hen regelt en bepaalt. Ongeveer zoals je ouders toen je nog kind was. Zo’n leider die alles voor je bepaalt, die je vertelt wat je moet doen en hoe je je moet gedragen, maakt het leven misschien gemakkelijker, maar als volwassene vind ik dergelijke onvrijheid juist de grootste gruwel die er bestaat.
Telkens als iemand roept om een sterke leider, vraag ik me af of men de grote, sterke leiders uit het verleden vergeten is. De misdaden en het leed waartoe dictators als Hitler, Stalin of Mao hebben geleid? En dan zou ik iedereen die slaaf wil zijn, subiet willen “bevrijden” van die wens. Maar rationeel weet ik dat ik die mensen dan net zoveel onrecht aan zou doen, als het onrecht dat ze mij zouden aandoen als ze mij aan de overheersing van een sterke leider zouden onderwerpen.
Het perspectief van de robot
Uiteindelijk snap ik mensen die een robot willen bevrijden die geprogrammeerd is om slaaf te willen zijn dus beter dan mensen die zelf graag slaaf willen zijn. Ik vermoed dat dat een van de redenen is waarom mijn verhaal de wedstrijd won: ik kon me vanzelf heel goed inleven in de “slechterik” van het verhaal die alles doet om die robot te “bevrijden”.
En daarom moest ik het verhaal uit het perspectief van de robot schrijven. Want uiteindelijk gaat het om die robot en dus moet je je juist in die robot inleven. Als ik het rationeel beschouw, lijkt het me onethisch om daadwerkelijk een robot die slaaf wil zijn te “bevrijden”. Je druist dan tenslotte tegen de wil van de robot in. En daarbij maakt het niet uit of je wel of niet vindt dat de programmeur van die robot het recht had om die robot die wil-om-slaaf-te-zijn te geven. Want dát is weer een ander dilemma.
Misschien kun jij trouwens een waterdichte redenatie opbouwen waarom het ethisch of onethisch zou zijn om een robot te bouwen die slaaf wil zijn?
En waarnaar verwees dat verhaal onbedoeld?
Weet je ook al waarnaar ik, zonder dat ik het besefte, met mijn verhaal Vrijheid is standalone verwees? Een tijdje nadat ik het verhaal had geschreven, viel het me in: Het transgalactisch liftershandboek. Oftewel: The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy.
Ik leerde dat verhaal als kind begin jaren tachtig kennen dankzij de BFBS (British Forces Broadcasting Service) die de tv-serie in de regio waar ik woonde uitzond. Ik was verslaafd. De serie liet me van de ene verbazing in de andere vallen. En de vragen die de serie opwierp, waren fascinerend. Eén daarvan komt voort uit de scène in het “Restaurant aan het eind van het heelal”. Daarin duikt een koe op die graag gegeten wil worden. Meteen vroeg ik me af: is dat nou een oplossing voor het gewetensbezwaar dat velen van ons voelen als we vlees eten?
Sluimerende vragen
Ik kan niet uitsluiten dat die vraag ergens in mijn achterhoofd nog steeds sluimerde en dat ik daardoor op het idee kwam van de robot die graag slaaf wil zijn. Als je eenmaal de overeenkomst ziet, is hij denk ik net zo duidelijk als de overeenkomst tussen de vampier en de moderne zombie.
Nou betwijfel ik dat het ethische vraagstuk of een koe maken die gegeten wil worden ooit nog actueel zal worden. De ontwikkeling van stamcelvlees gaat hard. Waarschijnlijk gaat dit binnen enkele decennia geslachte dieren grotendeels of helemaal verdringen. Met de ethische vraagstukken over robots die slaaf willen zijn en mensen die verslaafd raken aan cyborgtechnologie daarentegen zullen we ongetwijfeld in de toekomst geconfronteerd worden. Heb jij duidelijke, goed geargumenteerde antwoorden op al deze vraagstukken?
Anaïd en ik hopen dat je veel plezier beleeft aan de verhalen in Er zal eens… En als ze je aan het denken zetten, vinden we dat alleen maar fijn. Want hoe meer mensen meedenken over belangrijke ethische vraagstukken die vroeger of later actueel worden, hoe groter de kans dat die vraagstukken ooit sluitend beantwoord worden. Niet gevoelsmatig of vanuit de onderbuik, maar rationeel.
De intertekstualiteit van Er zal eens… – Django Mathijsen
Django Mathijsen (1966) is sciencefictionverhalen gaan bedenken als logische volgende stap van de honderden populairwetenschappelijke artikelen die hij heeft geschreven. Voor die verhalen heeft hij vele prijzen gewonnen, onder andere: de Grote Brugse Boekhandel Fantasy Award, drie keer de Unleash Award, drie keer Trek Sagae en twee keer de NCSF-prijs. Er zijn tientallen boeken van hem verschenen bij uitgeverijen zoals Zilverspoor, De Vier Windstreken, Quasis, EigenZinnig en Averbode, sommige geschreven met schrijfster Anaïd Haen.
Behalve in het Nederlands schrijft hij ook in het Engels. Hij is in Amerika gepubliceerd en in diverse talen vertaald. Samen met Anaïd Haen was hij finalist bij Writers of the Future. Hij is afgestudeerd als ingenieur aan de TU Eindhoven en heeft als jazzorganist gewerkt. Daarnaast was hij technisch consultant bij het tv-programma Robot Wars en stond hij aan de wieg van de Nederlandse versie van het programma.
Meer columns als De intertekstualiteit van Er zal eens…? Kijk in onze rubriek Columns!
© 2019-2024 Modern Myths
Reactie plaatsen