Het avontuur roept
Johan Klein Haneveld
Een paar jaar geleden maakte ik met een reisorganisatie een reis door Noorwegen. Het was de tweede week en we hadden al over gletsjers gelopen, geslapen in de open lucht en bergtoppen beklommen. Nu was het tijd om nat te worden! Met twee jongens en twee meiden waren we ’s ochtends vroeg op pad gegaan om te gaan raften. Bij het watersportcentrum ontmoetten we de gids en de andere deelnemers en klommen we in de wat gammele, oude bus. Deze vervoerde ons naar een parkeerplaats kilometers stroomopwaarts. Even later was het eindelijk zo ver.
We schoven de boten in het water en klommen zo goed en zo kwaad als het ging op de brede buitenrand, zes man op een vlot, met de gids aan het roer. Een paar slagen met de peddels en we dreven de stroom in.
De zenuwen waren snel vergeten. Ik had een plek voorin weten te bemachtigen, naast een Fransman. Elke keer als ons vlot op een stroomversnelling afstevende, keken we elkaar grijnzend aan en roeiden zo hard we konden. Hoe hoger het water opspatte, hoe beter. We kaatsten tegen rotsen, tolden de bocht om en hotsten over de golven. Eén keer schoten we in een kolk die de boot deed kantelen en drie van ons het water in lanceerde. Ook ik ging kopje onder. Terwijl het koude smeltwater in mijn ogen prikte, greep ik de veiligheidslijn en hield die stevig vast. Ik hield mijn adem in. De tijd leek even stil te staan, maar uiteindelijk kwam het vlot weer recht en trokken mijn vrienden me terug aan boord. Ik voelde me opgelucht en meer dan een beetje trots. In een gevaarlijke situatie had ik precies gedaan wat ik moest doen, zonder bang te zijn.
Avonturenboeken
Na dit avontuur moest ik terugdenken aan de verhalen die ik als kind en tiener las in de jaargangen ‘Het Beste’ (later ‘Readers’ Digest’) bij mijn opa en oma. De moppen en amusante anekdotes waren natuurlijk leuk, maar ik keek het meest uit naar de verslagen van mensen die bijvoorbeeld in de bergen verdwaald waren geraakt of klem waren komen te zitten bij een auto-ongeluk. Of mensen die waren meegesleurd door een snelstromende rivier, waren aangevallen door een haai of in een gletsjerspleet waren gevallen. Steeds kregen ze schok na schok te verwerken, moesten ze uitputting en pijn verdragen en was er vindingrijkheid en moed nodig om te overleven. Ik verzon al snel eigen scenario’s waarbij ik bijvoorbeeld verdwaald was na een wandeling of op een onbewoond eiland terecht was gekomen. Hoe zou ik reageren in een onvoorspelbare situatie? Tot welke offers zou ik bereid zijn om te overleven? Zou ik bereid zijn tot het uiterste te gaan om mijn familie en vrienden te redden?
Ik ontdekte al snel dat er ook boeken waren waarin dit soort vragen centraal stond. Avonturenverhalen. Tot deze categorie hoorden bijvoorbeeld de verhalen over Arendsoog en Witte Veder, het ruimteschip Euro 5, en De Kameleon. Later ontdekte ik de boeken van Alistair McLean en Desmond Bagley. Maar ook Jurassic Park van Michael Crichton en Jaws van Peter Benchley. Toen ik zelf verhalen ging schrijven waren dat ook avonturenverhalen. In het eerste deel van de serie De avonturen van Joost, Cliff en Yoko liet ik de hoofdpersonen op een eiland met prehistorische wezens terechtkomen. Later kwamen ze in aanraking met een witte haai en terroristen, verdwaalden ze op de savanne en trokken ze door een overwoekerd New York in de toekomst.
Zoals ik als zeventienjarige schreef in mijn nogal pretentieuze voorwoord bij De Sprinkhanen en andere SF-verhalen: “Science fiction is voor mij vaak de confrontatie van de gewone mens met een andere wereld of andere tijd, zijn reactie daarop en het liefst zo wetenschappelijk mogelijk beschreven. Ik geloof dat dat ook in mijn verhalen zo is, dat ik gewone mensen teken in ongewone situaties.” Dat doe ik nog steeds en daarom vallen de meeste van mijn verhalen in het avonturengenre. Denk aan de vlucht van Frelik door de bergen in De Krakenvorst, boek 1: Keruga bijvoorbeeld, of Jonas Janquills spannende verkenning van verlaten asteroïden in Conquistador.
Avontuur: een spannende reis
Een gewone man of vrouw die zichzelf moet zien te redden in buitengewone omstandigheden is een van de definities van het avonturenverhaal, althans volgens de Encyclopedia of Adventure Fiction, waarin Don D’Ammassa schrijft: “Een avontuur is een gebeurtenis of serie gebeurtenissen die plaatsvindt buiten de loop van het dagelijkse leven van de hoofdpersoon, waarbij meestal gevaar een rol speelt en vaak fysieke actie bij komt kijken.”
In avonturenverhalen onderneemt de hoofdpersoon meestal een reis of een queeste. Vaak verlaat de hoofdpersoon daarvoor de wereld die hij of zij kent en komt terecht op vreemde plaatsen, waar mensen rare gebruiken kennen of waar vreemde wezens leven. Deze leveren bijna altijd gevaar op. Een kalm, vreedzaam avontuur bestaat eigenlijk niet. De hoofdpersoon wordt geconfronteerd met mensen met slechte bedoelingen of moet levensbedreigende omstandigheden het hoofd bieden om zijn of haar doel te behalen. Daarvoor moeten hoofdpersonen regelmatig dingen doen waarvan ze niet eens wisten dat ze ertoe in staat waren. Ze krijgen ook nog eens weinig tijd om erover na te denken, maar moeten vaak in het moment al initiatief nemen. Vaak betekent het dat ze hun leven in de waagschaal moeten leggen voor de goede zaak. Dat alles maakt een avonturenverhaal van begin tot eind spannend.
Het idee van normale mensen die terechtkomen in een avontuur is al zo oud als de eerste verhalenvertellers. Zo moet in de Odyssee, geschreven rond 700 voor Christus, Odysseus een gevaarlijke tocht volbrengen om terug te keren bij zijn vrouw. Ook In de ban van de ring wordt gezien als avonturenverhaal, waarbij de eenvoudige Hobbits van de ene bijzondere plek naar de volgende moeten reizen om een queeste te volbrengen. Ik las in een essay online dat veel boeken die we vandaag de dag scharen onder de noemer ‘Young Adult’ in het verleden gewoon als avonturenverhalen zouden zijn verkocht. In elk geval komen het tempo en de sfeer van de verhalen vaak overeen, denk bijvoorbeeld aan De hongerspelen. Het is dus geen wonder dat ongeveer 80 procent van de YA-boeken wordt aangeschaft door volwassen lezers, want ook deze verlangen nog steeds naar avontuur.
Jezelf beter leren kennen
Avonturenverhalen spreken dus nog steeds veel mensen aan. Ik lees en schrijf ze zelf bijvoorbeeld veel liever dan boeken of verhalen uit het ‘literaire genre’. Literaire boeken beschrijven vaak het innerlijke leven van personages in hun dagelijkse leven en besteden daar veel tijd aan. Ik vind het echter niet zo belangrijk om uitgebreid over de motieven van personages te lezen, hoe goed ze zelf ook denken dat ze zijn, of hoeveel ze ook aan zichzelf twijfelen. Zulke verhalen beschrijven misschien realistisch hoe veel mensen door het leven gaan, maar mensen houden zichzelf nogal eens voor de gek. Wat ze over zichzelf denken is niet wie ze ten diepste zijn. Belangrijker is wat ze doen als het er echt op aankomt. Dat kan wel eens heel wat anders zijn dan hoe ze zich voordoen. Denk aan ‘Neo’ in de film The Matrix die bij het orakel wordt geconfronteerd met de spreuk ‘Temet nosce’ oftewel: ken uzelf. Hij ziet zichzelf als eenvoudige computerprogrammeur in een saaie kantoorbaan, maar in de slotconfrontatie met agent Smith realiseert hij zich pas dat hij tot veel meer in staat is.
In avonturenverhalen is daarom nauwelijks plek voor karakterbeschrijvingen of een diepe verkenning van iemands innerlijke leven. Een personage wordt in een avonturenverhaal niet gedefinieerd door hoe hij of zij over zichzelf denkt, maar door zijn of haar handelen in een gevaarlijke situatie. Wie iemand denkt te zijn wordt in de praktijk getest. Mensen ontdekken daardoor waartoe ze in staat zijn, waar hun grenzen liggen en ze veranderen daardoor. De held is aan het eind van het avontuur niet meer dezelfde als ervoor, want zijn valse ideeën over zichzelf zijn door het vuur van het avontuur van hem weggebrand. Vaak betekent het dat de hoofdpersoon een stuk volwassener is geworden.
Ik dacht bijvoorbeeld lange tijd van mezelf dat ik passief en angstig was. En zolang ik in mijn comfortabele of in elk geval voorspelbare dagelijkse leventje bleef, werden de ideeën die ik over mezelf had, niet getest in de confrontatie met de werkelijkheid. Toen ik in Noorwegen van de rubberboot viel, ontdekte ik echter dat ik kalm bleef in potentieel levensbedreigende omstandigheden en mezelf prima kon redden. Mijn gedachten over mezelf bleken niet te kloppen. Daarna was ik eerder bereid spannende situaties in te gaan. Ik wist waartoe ik in staat was. Ik denk dat we allemaal willen weten wie we zijn als het erop aankomt en dat we daarom zo graag avonturenverhalen lezen en schrijven.
Johan Klein Haneveld schreef tot nu toe acht boeken, waarvan de jongste, De Krakenvorst, boek 2: Kartaalmon, uitkwam in november 2017. Zijn korte verhalen verschenen onder andere op Fantasize, in de tijdschriften Fantastische Vertellingen en SF Terra en in de bundels Ganymedes 17, Wereldbedenkers en Tenenkrommende Verhalen. In 2018 worden drie boeken van hem uitgebracht: een nieuwe verhalenbundel Het teken in de lucht, het boekje Mieren en sprinkhanen en de far future SF-roman De afvallige ster.
Reactie plaatsen